e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handveger, stoffer handveger: handvéger (Hamont) handveger [ZND 02 (1923)] III-2-1
handvol handvol: hamfel (Hamont) handvol, zoveel als een hand vult III-4-4
handvol -bij het zaaien grob: grǫp (Hamont), handvol: hā.fǝl (Hamont) Strikt genomen lopen twee begrippen dooreen: de handvol zaaigoed die de zaaier telkens uit het zaaikleed of de zaaibak neemt om deze uit te strooien, en de hoeveelheid die men, dan vaak met twee handen tegelijk, op kan nemen om de zaaibak te vullen; dit laatste is eigenlijk grob of hoopsel; wanneer beide woorden werden opgegeven, is bij het laatste type opgenomen dat het om twee handen gaat. Ontegenzeglijk wordt grob ook gebruikt voor de handvol bij het zaaien. Zie de toelichting bij het lemma ''met de volle hand -zaaien'' (2.12). [JG 1a, 1b; Wi 51; monogr.] I-4
handzeef teemst: tęmst (Hamont), trieerzeef: triø̄rzēf (Hamont), zeef: zē.f (Hamont) De grove zeef waarmee het zaaigraan wordt gewonnen. Er komen twee hoofdtypen voor: de ronde handzeef van ongeveer 80 cm doorsnede met een opstaande rand van ongeveer 10 tot 15 cm. Ouder is wel de rechthoekige houten bak met een bodem van gaas (heel vroeger van fijne gevlochten wilgetenen) die aan een koord werd opgehangen aan een balk in de schuur. In Haspengouw is dit type het oorsponkelijke. In Oost-Haspengouw noemt men het de ries; ook bij het type wan in West-Haspengouw wordt uitdrukkelijk door de zegslieden vermeld dat het hier om een grote vierkante graanzeef gaat. Zie afbeelding 15. Bij het type zij, zijg daarentegen vermeldt men dat dit woord doorgaans de keukenzeef aanduidt, of de vergiet, gebruikt voor melk en soep. [N 14, 38b, 41a, 42a, 43a en 44; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 8, 118; S 45; monogr.] I-4
hangen hangen: hāngen (Hamont), häŋən (Hamont) hangen [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-2
hangslot padje: pɛtjən (Hamont) hangslot [ZND 06 (1924)] III-2-1
hansworst polichinel (< fr.): pužəneͅl (Hamont) Polichinelle. [ZND 05 (1924)] III-1-4
hard schreeuwen hard schreeuwen: ge moet hoard schruwen anders verstet ie ōs nê (Hamont), gə mut hoͅrd schrøͅwə, āndərs vərsteͅt i oͅch neͅ (Hamont) Men moet hard schreeuwen, anders verstaat hij ons niet. Men: wordt dit woord wel gebruikt in uw dialect? Zoniet, door welk voornaamwoord wordt men weergegeven? [ZND 04 (1924)] III-3-1
hard vriezen hard (vriezen): hōͅrt (Hamont), ps. omgespeld volgens Grootaers.  hōͅərd (Hamont) het vriest hard [ZND 08 (1925)] III-4-4
hard waaien hard waaien: hàrt wēͅjən (Hamont) hard waaien [boezen] [N 22 (1963)] III-4-4