34145 |
herkauwen |
herkauwen:
hǝrkǫu̯ǝ (L286p Hamont),
nirken:
nerekǝn (L286p Hamont),
nerkǝ (L286p Hamont),
nīrekǝn (L286p Hamont)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
17779 |
hersenen |
hersens:
härsəs (L286p Hamont)
|
de hersenen (in het hoofd) [ZND 26 (1937)]
III-1-1
|
24321 |
hert, ree |
hert:
hĕrt (L286p Hamont)
|
hert [Willems (1885)]
III-4-2
|
20322 |
het einde van zijn leven |
het eind van zijn leven:
’t eind van ze lèven (L286p Hamont),
het end van zijn leven:
ten van zi léévən (L286p Hamont),
’t ind va ze lèven (L286p Hamont)
|
op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)]
III-2-2
|
19647 |
het gras maaien |
(het) gras afmaaien:
t growes mejen (L286p Hamont),
t grōs āfmö:jən (L286p Hamont)
|
het gras afmaaien [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
32952 |
het hooi is binnen |
is binnen:
es˱ benǝn (L286p Hamont)
|
Gevraagd werd naar de dialekt-weergave van de uitdrukking "Het hooi is binnen". In Q 100 vult de zegsman dan aan: "Het hooi is onder de pannen ... en den erme man is oet de sjuur." Het onderwerp van de gegeven uitdrukkingen is steeds: hooi. [N 14, 127]
I-3
|
34175 |
het kalf afdraaien |
aftrekken:
āftrɛkǝn (L286p Hamont)
|
Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a]
I-11
|
32689 |
het land aftreden |
aftreden:
ā.ftrę.i̯ǝn (L286p Hamont)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|
34005 |
het paard leiden |
leiden:
lē̜i̯ǝn (L286p Hamont)
|
Het paard leiden of mennen door het met de teugels te sturen. Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [N 8, 100 en 101b; Wi 25; monogr.]
I-10
|
34007 |
het paard met een dubbele lijn leiden |
dobbel kordeel:
dǫbǝl kǝrdiǝl (L286p Hamont),
dobbele lijn:
dǫbǝl lin (L286p Hamont),
op de dobbele lijn varen:
ǫp˱ dǝ dǫbǝl lin vǭǝ.rǝn (L286p Hamont)
|
Het paard besturen met een lange teugel uit één stuk, die aan de ene kant van het gebit vertrekt, langs de hand van de voerman gaat en langs de andere kant weer aan het gebit bevestigd is (cf. lemma Dubbele Lijn). Bij deze dubbele lijn, die links én rechts naar de hand van de voerder komt, trekt men aan de kant van de richting die het paard moet inslaan. Werkwoorden zoals varen, leiden werden niet altijd opgegeven. [JG 1b; N 8, 101b-c; N 13, 30 en 35]
I-10
|