28008 |
hulphouwer |
leergast:
lījǝrgast (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei]),
tweede ouvrier:
twędǝn uvri (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Wilhelmina])
|
Voordat men houwer wordt, is men in de Nederlandse mijnen eerst leerling-houwer, hulphouwer A en hulphouwer B geweest. Leerling-houwer is men gedurende zes maanden; hulphouwer A heeft een opleidingstijd van één jaar. Hulphouwer B wordt men als men 15 maanden als hulphouwer A in opleiding is geweest tot houwer (MBK I pag. 6). Al naar gelang de functie krijgt men 70%, 80%, 90% of 95% van het houwersloon. [N 95, 144; N 95, 143; monogr.]
II-5
|
24572 |
hulst |
hulst:
høls (L286p Hamont)
|
hulst
III-4-3
|
17959 |
hurken |
(zich) hukken:
hukə (L286p Hamont),
op zijn huk gaan zitten:
oͅp sin hy(3)̄k gøn zetən (L286p Hamont),
op zijn hukken gaan zitten:
op zən hukə gən zetə (L286p Hamont),
oͅp zin hukən gøn zetə (L286p Hamont)
|
hij hurkte neer [ZND 01u (1924)] || hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19887 |
huurcontract |
contract:
ech heͅm ə koͅntrakt vøͅr drēͅi jōͅr (L286p Hamont)
|
het contract dat gesloten wordt wanneer een huis wordt verhuurd; hoe zegt men b.v. "ik heb een ...... van drie jaar"? [ZND 43 (1943)]
III-3-1
|
21333 |
huurpenning |
godspenning, enz.:
gwoͅdsgēͅld (L286p Hamont),
WNT: werdel - wordel, weerdel, werrel, warrel, weddel -, 1) Spinschijfje, b) Een derg. voorwerp als onderpand of teeken van contract gegeven bij het aangaan van een dienstverplichting (en bij feitelijke indiensttreding omgeruild tegen het drinkgeld, de godspenning vand. ook: drinkgeld, fooi, godspenning.
werəl (L286p Hamont),
werdel:
WNT: werdel - wordel, weerdel, werrel, warrel, weddel -, 1) Spinschijfje, b) Een derg. voorwerp als onderpand of teeken van contract gegeven bij het aangaan van een dienstverplichting (en bij feitelijke indiensttreding omgeruild tegen het drinkgeld, de godspenning vand. ook: drinkgeld, fooi, godspenning.
wērəl (L286p Hamont)
|
Hoe noemt men de huurpenning (geldstuk door boeren aan dienstpersoneel gegeven bij t huren)? [ZND 16 (1934)] || Wordt er aan de nieuwe dienstboden een handgeld gegeven? Hoe heet dit? meepenning [ZND 01u (1924)]
III-3-1
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
kijven:
kīēvə (L286p Hamont)
|
kijven
III-1-4
|
27589 |
iemand ontslaan |
(iemand) wegjagen:
węxjāgǝ (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Maurits])
|
Formaliteit waarmee de werkgever beduidt dat hij de werkovereenkomst als beēindigd beschouwt. [N 95, 998; N 95, 999; Vwo 34]
II-5
|
19291 |
iemand prijzen |
bestuiten:
bestuten (L286p Hamont),
stuiten:
stuten (L286p Hamont),
vb. "Hij stuitte over zijn zoon"; cf. VD s.v. "III. stuiten"= (onoverg.) (gew.) pochen, bluffen, snoeven, opsnijden
stūūtə (L286p Hamont)
|
roemen, prijzen || roemen, prijzen, lovend spreken over
III-1-4
|
19089 |
iemand uitschelden |
lelijk doen:
op imst lällək dūn (L286p Hamont),
uitbakken:
imst ūtbakəm (L286p Hamont),
uitmaken:
gemeen
iemet oetmake (L286p Hamont),
uitschelden:
imst ūtschällən (L286p Hamont),
oetschallen (L286p Hamont),
uitschijten:
outschieten (L286p Hamont),
plat
iemand oetschiete (L286p Hamont)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-1-4
|
20444 |
iemands overlijden aanzeggen |
de buurt uitnoden:
znd 32, 71;
də bŭŭrt ōētnūūjən (L286p Hamont),
de buurt verzoeken:
znd 32, 71;
də bŭŭrT vərzūūkən (L286p Hamont),
de gebuur verzoeken:
znd 32, 71; cf. WNT s.v. "gebuur"(= ev.) en s.v. "geburen"(mv.)
də gəbūūr vərzūūkən (L286p Hamont)
|
de buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [ZND 32 (1939)]
III-2-2
|