e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kuifleeuwerik kuifliewerk: kūfløͅuwərək (Hamont) kuifleeuwerik III-4-1
kuiken hen: hɛn (Hamont), kuiken: ky.kǝn (Hamont), kȳkǝn (Hamont), kuikje: kȳkskǝn (Hamont) Jong van een kip. [A 6, 1d; Wi 4; RND 1; L 6, 20a; L 42, 32; JG 1a, 1b, 2c; S 14; Gwn 5, 15; Vld.; monogr.] I-12
kuil kuil: kul (Hamont) Een kuil, gat in de grond. [L 29, 12a; L 1a-m; monogr.] I-8
kuiltje (in de kin / wangen) kuiltje: kylkə enə ken (Hamont) een kuiltje in de kin [ZND 29 (1938)] III-1-1
kuip kuip: kūp (Hamont), tijn: tin (Hamont), tob: tǫp (Hamont) In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.] II-12
kuipdeksel kuipdeksel: kȳpdęksǝl (Hamont) Het uit twee halve cirkels bestaande deksel van de steenkuip. In Q 240 was de kuip half open. Er lag een plankje met half maantje op (Coenen, pag. 115). Zie ook het lemma ɛhalf kuipdekselɛ.' [N O, 19e; Vds 146; Jan 153; Coe 134; Grof 155; A 42A, 36 add.] II-3
kuiper kuiper: kȳpǝr (Hamont) Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.] II-12
kuit kuit: ky(3)̄t (Hamont) kuit (van het been) [ZND 01u (1924)] III-1-1
kuitbroek culotteboks (<fr.): kaloͅtboͅks (Hamont) kuitbroek of kniebroek (vero) waarvan de pijpen juist onder de knieën werden dichtgebonden [N 23 (1964)] III-1-3
kunnen kunnen: kunnə (Hamont) kunnen III-1-4