34017 |
langzamer |
hou:
hǭu̯ (L286p Hamont),
stilletjes:
stelǝkǝs (L286p Hamont)
|
Voermansroep om het paard langzamer te doen gaan. [N 8, 95h en 96]
I-10
|
19599 |
lantaarn |
lantaarn:
lanteer (L286p Hamont),
lanteͅr (L286p Hamont),
lantär (L286p Hamont),
lantèr (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
lantaarn [ZND 01 (1922)], [ZND 37 (1941)]
III-2-1
|
18346 |
lap op een schoen |
lap:
lap (L286p Hamont)
|
lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18933 |
last, moeilijkheid |
last:
lààst (L286p Hamont)
|
last
III-1-4
|
18980 |
laster |
achterklap:
ook materiaal znd 30, 01
āxtərklap (L286p Hamont),
kwaadtongerei:
ook materiaal znd 30, 01
koͅitōŋəräj (L286p Hamont),
laster:
ook materiaal znd 30, 01
laster (L286p Hamont)
|
laster [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19297 |
lastig (werken) |
lastig:
lààstig (L286p Hamont),
ook materiaal znd 30, 02
la͂stəx (L286p Hamont),
lestig (L286p Hamont)
|
lastig [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19031 |
lastig kind |
lastpost:
laastpost (L286p Hamont)
|
lastpost
III-1-4
|
31724 |
lat |
lat:
lat (L286p Hamont)
|
In het algemeen een gezaagde strook hout met geringe breedte en dikte. [N 50, 73e; N 50, 74a; monogr.]
II-12
|
17814 |
laten |
laten:
lāōten (L286p Hamont),
loətən (L286p Hamont),
lōətən (L286p Hamont)
|
laten [ZND 08 (1925)], [ZND 25 (1937)], [ZND m]
III-1-2
|
33384 |
latierboom |
boom:
bum (L286p Hamont)
|
Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.]
I-6
|