e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
motorfiets tuf: tøf (Hamont) motor [RND] III-3-1
motorraam kader: kādǝr (Hamont  [(Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]) IJzeren raam waarop de motor van een schudgoot met bouten bevestigd kan worden. [N 95, 616] II-5
motregen, fijne regen motregen: motrègen (Hamont), moͅtreͅgən (Hamont, ... ), ps. omgespeld volgens Frings.  moͅtrɛgən (Hamont), stofregen: stofrägən (Hamont), stofrègen (Hamont) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] || stofregen [ZND 38 (1942)] III-4-4
motregenen, licht regenen motregenen: `t moträgənt (Hamont), `t motrégent (Hamont), `t motègent (Hamont), ⁄motre:gənə, ⁄t motreÚgənt (Hamont), stofregenen: `t stofregent (Hamont), zeveren: `t zīēvert (Hamont), zīvərən (Hamont) lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || Motregenen. Vertaal in uw dialect: motregenen, het motregent (regenen met heel fijne druppels). [ZND 49 (1958)] || stofregenen [ZND 38 (1942)] III-4-4
mout mout: māwt (Hamont) Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.] II-2
mouw moes(ch): møs (Hamont), mouw: mow, mowke (Hamont, ... ), moͅuw (Hamont), moͅw, moͅwkən (Hamont), twie mowen (Hamont), twijə moͅwən (Hamont), twiə mowən (Hamont) een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || Gezwel, met name een vochtophoping, aan de achterzijde van het spronggewricht. Bij een jong paard kan een overvuld kniegewricht wel eens van voorbijgaande aard zijn, maar meestal is het een ernstige aandoening waarbij geen verbetering optreedt. Zie afbeelding 16. [A 48A, 54e; N 8, 32.10, 32.11, 90g, 90h, 90i en 90j; monogr.] || mouw || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)] I-9, III-1-3
mouw met kanten plooisel fronsje: froͅnskə (Hamont) mouw met kanten plooisel [lobmouw] [N 23 (1964)] III-1-3
mouwschort jasscholk: jassXoͅlək (Hamont) schort met mouwen [N 24 (1964)] III-1-3
mug mug: mug (Hamont), møx (Hamont) mug [Willems (1885)] III-4-2
muik muik: mūūk (Hamont) mui; Hoe noemt U: (Geheime) bergplaats voor onrijp fruit (mui, ponk, bier, moele, loering, gielgoerde) [N 80 (1980)] III-2-3