30213 |
nok |
vorst:
vōrst (L286p Hamont)
|
De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.]
II-9
|
19455 |
noodbed, kermisbed |
paljas:
paljas (L286p Hamont),
pòljas (L286p Hamont),
pəljas (L286p Hamont)
|
noodbed, kermisbed [ZND 40 (1942)]
III-2-1
|
28363 |
noodkabel |
bellekabel:
bɛlǝkābǝl (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
De trekdraad die over de hele lengte van het transportmiddel loopt en verbonden is met een seinfluit, een seinbel, of een noodschakelaar. In het laatste geval kan men met behulp van deze draad het transportmiddel op ieder moment en op iedere plaats in de pijler stilzetten. Omdat uit de vragen N 95, 484 ("trekdraad"), N 95, 660 ("noodkabel") en N 95, 669 ("nooddraad") niet duidelijk wordt of het de nooddraad van een seinfluit, seinbel, of noodschakelaar betreft, zijn in dit lemma alle antwoorden op de drie vragen bijeengezet. De woordtypen "seinkabel", "bellekabel", "seindraad" en "noodsein" wijzen waarschijnlijk op een signaalinstallatie. Het woordtype "noodschakelaar" (Q 21, Q 33, Q 112a) duidt erop dat men in de desbetreffende mijnen de noodschakelaar en de daarbijbehorende draad als een geheel beschouwde. [N 95, 484; N 95, 660; N 95, 669]
II-5
|
20809 |
noot |
noot:
nôôt (L286p Hamont)
|
noot [DC 47 (1972)]
III-2-3
|
21651 |
notariskosten |
schrijfgeld:
ps. omgespeld volgens Frings.
sxrīfgēͅlt (L286p Hamont)
|
gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21122 |
noten afslaan |
afhouwen:
āfhowən (L286p Hamont),
afslaan:
aafsloan (L286p Hamont),
āfslōͅĕn (L286p Hamont),
weirren aafgeslagen (L286p Hamont)
|
noten afslaan [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
18334 |
nylonkous |
nylonkous:
neͅloͅn koͅusən (L286p Hamont)
|
nylonkousen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
ochtend:
deze mərgen (L286p Hamont),
dezen murgen (L286p Hamont),
dizze moergən (L286p Hamont),
vanne meurgen (L286p Hamont),
vanne morgen (L286p Hamont),
vanne mərgen (L286p Hamont)
|
s morgens) [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|
21024 |
oester |
oester:
oester (L286p Hamont)
|
oester [Willems (1885)]
III-2-3
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
even:
ps. omgespeld volgens Frings; of gewoon overnemen: äff\\n?
ɛffən (L286p Hamont),
eventjes:
efkes (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
ps. omgespeld volgens Frings; of gewoon overnemen: äff\\kes?
ɛffəkeͅs (L286p Hamont),
ogenblikje:
ps. omgespeld volgens Frings.
uəgəbleͅkskə (L286p Hamont)
|
een ogenblikje [ZND 04 (1924)] || even [ZND 34 (1940)]
III-4-4
|