e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
struikelen uitschuiven: utschy(3)̄və (Hamont), vallen: vallen (Hamont) over een appelschil struikelen [ZND 07 (1924)] III-1-2
stuifmeel, stofmeel stofmeel: stǫ.f[meel] (Hamont) Dat gedeelte van het meel dat tijdens het malen verloren gaat en dus in mindering komt van hetgeen de molenaar moet afleveren. Het woordtype stofloon is te verklaren uit het feit dat in Belgisch Limburg de meeste molenaars geen onderscheid maken tussen ɛstofmeelɛ en ɛschepmeelɛ. Meestal worden beide samengeteld zodat één grotere hoeveelheid ontstaat die van het meel mag worden afgehouden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛschepmeelɛ. In Q 204a werd het stuifmeel als veevoer (beestengoed: ɛbīštǝgōtɛ) of als ɛfiltermeelɛ gebruikt. Achter de plaatscodes is, voor zover opgegeven, tussen haakjes vermeld hoeveel stuifmeel per honderd kilo meel in de betreffende plaats wordt berekend. De woorddelen -ømeelŋ en ømolenŋ- zijn fonetisch gedocumenteerd in de lemmata ɛmeelɛ respectievelijk ɛmolenɛ.' [N O, 37g; JG 1a; JG 1b; Jan 269; Coe 251; Grof 290; A 42A, 48 add.; JG 1c add.; JG 2c add.] II-3
stuiken stuiken: stukǝ(n) (Hamont) Het gelijkmaken van het stoppeleinde, de onderkant van de schoof, door deze op de grond de stuiten. [JG 1a, 1b] I-4
stuiken (stoten) stoten: stōëten (Hamont) Stuiken (= stooten). [Willems (1885)] III-3-2
stuitbeen staartbeen: steͅrtbiən (Hamont), steͅrtbīən (Hamont) stuitbeen [gatschenk, stietje, startschroef] [N 10 (1961)] III-1-1
stuiven van droog zand of stof mouwen: moͅwən (Hamont), ps. omgespeld volgens IPA.  moͅwən (Hamont) beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)] || stuiven [ZND 07 (1924)] III-4-4
stuk spie: spi (Hamont) Deel van een bol, groot genoeg om er één klomp uit te vervaardigen. Uit één stuk worden 4 √† 6 stukken gehaald, afhankelijk van de grootte van de klompen die gemaakt moeten worden. Zie ook afb. 232. De plaatsen waar de bol gespleten moet worden, worden met behulp van de vlakke hand afgemeten. Vgl. het lemma ɛspanɛ. In Horst (L 246) werden de bollen met behulp van een lintzaag in de kleinere stukken verdeeld.' [N 97, 49] II-12
stuks -vee beesten: bi̯ɛstǝ (Hamont) Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2] I-11
stuntelen hannesen: hànnəsə (Hamont), martelen: mertelen (Hamont), mértələ (Hamont) hannesen || sukkelen, met moeite iets verrichten || sukkelen, met veel moeite iets verrichten III-1-4
suiker suiker: soͅkər (Hamont) suiker [ZND 07 (1924)] III-2-3