e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
suikerbiet suikerbiet: sǫkǝrbīǝt (Hamont), suikerkroot: sǫkǝrkrūǝt (Hamont) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
suikerklontje klotje: kløtjə sokər (Hamont), klətje (Hamont), kluitje: kly(3)̄tjə (Hamont) een ander woord voor kluit: klontje suiker [ZND 28 (1938)] || klontje; Hoe noemt U: Een blokje suiker (klontje) [N 80 (1980)] III-2-3
suizen van de oren tuiten: min urən tūtən (Hamont), min ūərə tūtən (Hamont) suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)] III-1-1
t-vormige hoeve hoekhuis: hukhūs (Hamont) Stal en schuren liggen achter elkaar; het woongedeelte staat hier dwars op en steekt aan beide zijden uit. Enkele opgaven komen overeen met de algemene benaming voor de boerderij; ter plekke is dan de T-vormige bouw de algemeen gebruikelijke. Voor de fonetische documentatie van deze gevallen, die aan het begin van het lemma bijeen staan, wordt verwezen naar het lemma "boederij, algemeen" (1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 4. [N 4A, 2b; monogr.] I-6
taaie pannenkoek leren thijs: Syst. Frings  lēͅ(ə)rətīs (Hamont), lēͅrətīs (Hamont) Taaie pannekoek, zonder gist gebakken (leere ties, leere maria?) [N 16 (1962)] III-2-3
taaien; scholletjespringen scholletje lopen: springkoord-ketsballen~ ketsbal ketsbal-kaatsbal slipperen-ijsbaan glijden schetsen-ijsschaatsen ketsen-kaatsen schulke loepen-over schollen ijs lopen  schulke loepen (Hamont) Wetenswaardigheden. [SND (2006)] III-3-2
taart gteau (fr.): Syst. Frings  gatō (Hamont, ... ), taart: Syst. Frings  tārt (Hamont) Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)] III-2-3
taatspot van de kleine spil potje: pø̜tjǝ (Hamont) De ijzeren pot op de pasbalk die in windmolens als lager van de kleine spil dient. [N O, 16g; A 42A, 25; N D, 21] II-3
tabak tabak: deͅsteͅrkən tabak (Hamont) dat is sterke tabak [ZND 07 (1924)] III-2-3
tabak snuiven een snuifje nemen: snøͅfkə nemə (Hamont), een snuifje pakken: snøͅfkə pakken (Hamont), snuiven: snøffen (Hamont), e.a. opgaven  snøͅfə (Hamont) snuifje nemen [ZND 07 (1924)] || tabak snuiven [ZND 07 (1924)] III-2-3