20681 |
boerenkool |
groen moes:
Syst. Frings
gry(3)̄(i̯)nmus (L286p Hamont),
gry(3)̄nmus (L286p Hamont),
kroezelmoes:
krūzəlmus* (L286p Hamont)
|
Boerenkool (boeremoes?) [N 16 (1962)] || krulkool
I-7, III-2-3
|
20682 |
boerenkoolstamppot |
groen moes-potage:
Syst. Frings
gry(3)̄(i̯)nmuspətázi (L286p Hamont),
gry(3)̄nmuspətazi (L286p Hamont)
|
Stamppot van aardappelen en boerenkool [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20728 |
boerenvlaai |
vlaai:
Syst. Frings
vlōͅi̯ (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
Grote boerenvla (vlaam?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24123 |
boerenzwaluw, zwaluw |
boerenzwaluw:
būərəzwōͅləw (L286p Hamont),
zwalf:
zwōālef (L286p Hamont),
zwōͅləf (L286p Hamont),
zwoͅ.ləvən (L286p Hamont),
zwaluw:
zwoͅləw (L286p Hamont)
|
boerenzwaluw || zwaluw [Willems (1885)], [ZND 08 (1925)] || zwaluw (mv.) [RND]
III-4-1
|
21309 |
boerin |
boerin:
buren (L286p Hamont)
|
[L 1, a-m; S 6; Wi 18; monogr.]
I-6
|
20302 |
boertje |
boertje:
boerke (L286p Hamont)
|
boertje doen; als een baby gedronken heeft moet het een boertje doen [DC 47 (1972)]
III-2-2
|
27581 |
boete, straf |
(een) vijfde:
vifdǝ (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Eisden, Zwartberg]),
cinquième:
sẽ̜ŋkšięm (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Een overtreding kan door de opzichter bestraft worden met een geldboete, een schorsing of een andere dienst. Uit de woordtypen "een vijfde" en "cinquième" blijkt dat men een vijfde van het dagloon kan inhouden. Andere informanten spreken over een geldboete van één tot vijf gulden (Q 35), van een kwartje tot een gulden (Q 111), van 20, 50 of 100 Bfr. (K 361), van ƒ 2,50 (Q 33, Q 117 , Q 121, Q 121c) of van 50 ct., ƒ 1 of ƒ 2 (Q 121a). Volgens de informant van Q 3 is die boete vanaf de jaren ''60 maximaal 20 Bfr. De term "telegram" wordt vooral gebruikt door de vreemdelingen in Eisden (Vanwonterghem pag. 213/227). De opgave "pater" is waarschijnlijk een volksetymologische verbastering van het Wilhelminaalse patar(d), de benaming voor een oude Luikse munt. [N 95, 131; monogr.; Vwo 150; Vwo 242; Vwo 587; Vwo 771; Vwo 832]
II-5
|
18209 |
boezeroen |
boezeroen:
bazərun (L286p Hamont)
|
boezeroen, blauwlinnen of katoenen (boeren)overhemd [boezeloen, bazeoren, bazzeroel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18064 |
bof |
dikoor:
dikoeër (L286p Hamont)
|
hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
20517 |
bokking |
bokkem:
bukkem (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
boven de $ staat een verkortings-teken (?)
bøͅkəm (L286p Hamont)
|
bokking || bokking, gerookte haring [ZND 24 (1937)] || haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)]
III-2-3
|