18140 |
verstuiken |
verstuiken:
vərstukt (L286p Hamont)
|
ik heb mijn voet verstuikt [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
21599 |
vertellen |
vertellen:
ə vərtälsəlkə vərtälən (L286p Hamont)
|
Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)]
III-3-1
|
34290 |
vertuieren |
vertuieren:
vǝrtȳrǝn (L286p Hamont)
|
Het verplaatsen van het vee, telkens wanneer een stuk wei is afgegraasd. [L 40, 21b; monogr.]
I-11
|
21653 |
vervaldag |
vervaldag:
ps. omgespeld volgens Frings.
vərvaldāx (L286p Hamont)
|
betaaldag, jaarlijkse ~ bij de notaris [bamis?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18820 |
verveling |
verveling:
vərvééling (L286p Hamont)
|
verv eling
III-1-4
|
19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
stōkə (L286p Hamont)
|
stoken
III-2-1
|
20304 |
verwend kindje |
bedorven kindje:
bədørvə kent’ə (L286p Hamont)
|
bedorven kindje; het is een - - [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|
27652 |
verzuimen wegens ziekte |
ziek zijn:
zik zi.n (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Emma])
|
Niet op het werk verschijnen door ziekte. Volgens de informant van Q 15 moest men dit melden aan het AMF, het Algemeen Mijnwerkersfonds van de Staatsmijnen in Limburg. Men kreeg dan de z.g. ziekenkaart waar de controleur en de controlerende geneesheer aantekeningen op maakten. Deze kaart was grijs van kleur. [N 95, 918; N 95, 918 add.; monogr.]
II-5
|
18277 |
vest |
gilet (fr.):
gile (L286p Hamont),
vestje:
veͅšə (L286p Hamont),
wet veͅsən (L286p Hamont),
wet väsjen (L286p Hamont),
e zoals Fr. mais
vesje (L286p Hamont),
wambuis:
wāməs (L286p Hamont),
Uit wambuis, mnl. wambais, wambeis, wamboys, wambues, wammes < ofr. wambais < me.lat. wambesio, wambesum, wambasium, wambiso (= gewatteerd onderkleed onder pantser), afl. van het gr. bambax (= katoen). Zie P.A.F. van Veen, Etymologisch Woordenboek. Van Dale Lexicografie, Utrecht, 1989: wambuis.
wames (L286p Hamont),
wambuisje:
wēͅməskə (L286p Hamont)
|
herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || vest || vest (fr. gilet) [ZND 16 (1934)] || vestje || wambuis: vest || wit vest (manskledingstuk waarin het horloge gedragen wordt) [ZND 08 (1925)]
III-1-3
|
18533 |
vestzakje |
vestjestas:
vēͅsjəstēͅs (L286p Hamont)
|
vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|