25110 |
weerlichtx |
weerlicht:
wēͅrlixt (L286p Hamont),
weͅrlixt (L286p Hamont)
|
weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] || weerlichten [ZND 21 (1936)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
wēͅr (L286p Hamont)
|
(vuil, slecht) weer [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|
17907 |
weggrissen |
scharren:
Vernl. scharren.
schaeren (L286p Hamont)
|
naar zich toe halen, graaien, wegnemen
III-1-2
|
33663 |
wei |
wei:
wē̜i̯ (L286p Hamont),
węi̯ (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
wɛi̯ (L286p Hamont)
|
Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.]
I-11, I-8
|
32969 |
welig, gelp |
gelp:
gɛlǝp (L286p Hamont),
schoon:
sxu̯ǫn (L286p Hamont)
|
Opgaven voor de uitdrukking "de tarwe groeit welig, staat gelp". Derf betekent eigenlijk "ongaar, onrijp". [L 35, 61; monogr.]
I-4
|
21528 |
welkom |
welkom:
hiesi altīt welkom (L286p Hamont)
|
Hier is hij altijd welkom. [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
32744 |
wendakkerhoeken |
hoeken:
hyk (L286p Hamont),
hȳk (L286p Hamont),
de volgende opgaven zijn enkelvoud
huk (L286p Hamont)
|
Bij het ploegen van de keerstrook of wendakker blijft, behalve als men na elke voor bij het keren de ploeg terugtrekt en aan de kant inzet, aan beide zijden van de wendakker een vierkant of rechthoekig keerstrookje over, dat thans vaak onbewerkt blijft, maar vroeger veelal met de schop (soms met de riek) werd omgewerkt. Een enkele keer diende het voor een ander gewas dan op de rest van de akker verbouwd werd. [N 11, 50b; N 11A, 125c; A 33, 7; N P, 1]
I-1
|
17597 |
wenkbrauw |
wenkbrauw:
wēnkbrouwən (L286p Hamont),
winkbrauwen (L286p Hamont),
winkbrouwen (L286p Hamont)
|
dikke wenkbrauwen (haarbogen op het voorhoofd) [ZND 34 (1940)]
III-1-1
|
27774 |
wentelkoker |
ton:
tǫn (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Eisden])
|
Verticale cylindrische buis met spiraalvormige platen. De wentelkoker wordt gebruikt voor het vervoer van kolen en stenen van boven naar beneden in op- en neerbraken en tussenschachten. De invuller uit Q 15 merkt daarover voor de mijn Maurits op dat de kolen of stenen die boven in de wentelkoker werden gestort, er onder met dezelfde snelheid weer uitkwamen. [N 95, 838; monogr.; Vwo 213; Vwo 725; Vwo 833; Vwo 858]
II-5
|