17940 |
woest, onachtzaam lopen |
wild lopen:
weld luəpən (L286p Hamont),
wēld luəpən (L286p Hamont)
|
lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
30197 |
wolfsdak |
franse kap:
frānsǝ kap (L286p Hamont)
|
Zadeldak waarvan de topgevels zijn afgeknot. [N 4A, 23a; div.]
II-9
|
30198 |
wolfseinde |
kapje:
kɛpkǝ (L286p Hamont)
|
Driehoekig dakvlak boven een afgeknotte gevel. [N F, 47c; N 4A, 23b; N 4A, 23a; monogr.]
II-9
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
trens:
trɛ.ns (L286p Hamont),
trensgebit:
trɛ.ns˲gǝbē.t (L286p Hamont)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
18132 |
wonde |
wonde:
di won zal ätərən (L286p Hamont),
won (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
19835 |
wonen |
huizen:
hūzə (L286p Hamont),
wonen:
wonə (L286p Hamont),
wōənə (L286p Hamont)
|
huizen || wonen [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|
19720 |
woonkamer, huiskamer |
goede keuken:
gui̯ kø̄kə (L286p Hamont)
|
zitkamer
III-2-1
|
21267 |
woord |
woord:
wô:rt (L286p Hamont),
ə wōrt, ə wōrtjə, dɛ zin schwonw"rd (L286p Hamont)
|
Een woord, een woordje, dat zijn schone woorden. [ZND 08 (1925)] || woord [RND]
III-3-1
|
34202 |
wormbulten |
gezwel:
gǝzwē̜l (L286p Hamont)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
20853 |
worst |
worst:
wōrst (L286p Hamont),
wōͅrst (L286p Hamont)
|
worst [ZND 04 (1924)]
III-2-3
|