26141 |
borst |
boeg:
bux (L286p Hamont),
borst:
bǫrst (L286p Hamont),
bǭ.st (L286p Hamont)
|
Elk van de korte, zware balken door de askop, waaraan lange dunne balken met daaraan de hekwerken, bevestigd worden. Zie ook afb. 36 en 37. [N O, 1d; A 42A, 61; Sche 31] || Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9, II-3
|
19497 |
borstel |
borstel:
bōͅərstəl (L286p Hamont),
boͅrstəl (L286p Hamont)
|
borstel || borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17578 |
borstelig haar |
bros:
bros (L286p Hamont),
broͅs (L286p Hamont),
pinnetjes:
penəkəs (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
ech heͅm ən kāw oͅp də bōͅrst (L286p Hamont)
|
Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-1
|
33988 |
borstnet |
borstnet:
bǭrstnęt (L286p Hamont)
|
Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b]
I-10
|
33969 |
borstriem |
borstriem:
bǭ(ǝ)rstrim (L286p Hamont),
%%voor de fonetische documentatie wordt verwezen naar het lemma BORSTRIEM%%
[borstriem] (L286p Hamont)
|
Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52]
I-10
|
18400 |
borstrok |
cache-corset (fr.):
kaskorsē (L286p Hamont)
|
borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18603 |
borstrok (voor mannen) |
borstrok:
bōͅrstroͅk (L286p Hamont)
|
borstrok voor mannen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18602 |
borstrok (voor vrouwen) |
cache-corset (fr.):
kaskorsē (L286p Hamont)
|
borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18248 |
borstspeld |
broche (fr.):
broͅs (L286p Hamont),
toespeld:
Toe (= dicht, gesloten) + speld.
toauwspèl (L286p Hamont)
|
speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)] || veiligheidsspeld
III-1-3
|