33230 |
suikerbiet |
suikerbiet:
sukǝrbēi̯t (Q002p Hasselt),
sukǝrbīt (Q002p Hasselt)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
20785 |
suikerbrood |
suikerbrood:
su.kərbru:ət (Q002p Hasselt)
|
brood waarin suiker gebakken wordt [N 29 (1967)]
III-2-3
|
20543 |
suikerklontje |
klotje:
klètsje (Q002p Hasselt),
klètsjes (Q002p Hasselt)
|
klontjessuiker || suikerklontje
III-2-3
|
17735 |
suizen van de oren |
fluiten:
fluiten (Q002p Hasselt),
tuiten:
men oeëre toeëte (Q002p Hasselt),
toeten (Q002p Hasselt),
tuətə (Q002p Hasselt)
|
suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17978 |
sukkelen |
sukkelen:
sieggele (Q002p Hasselt)
|
sukkelen
III-1-2
|
20951 |
taai stuk vlees |
teeg:
tīəx vlīs (Q002p Hasselt)
|
taai vlees [ZND B2 (1940sq)]
III-2-3
|
20772 |
taai-taai |
couque de dinant (fr.):
kuk də naŋ (Q002p Hasselt),
Fr. couque de Dinant
koekdenáng (Q002p Hasselt)
|
hard en taai baksel, veelal in de vorm van een mannetje, van bloem , honing en alkali || taai-taai [N 29 (1967)]
III-2-3
|
25651 |
taai-taaiplank |
prent:
pręnt (Q002p Hasselt)
|
Plank die bij de taai-taaibereiding wordt gebruikt. Ten aanzien van de woordtypen die samengesteld zijn met peperkoek(s) zij opgemerkt dat het mogelijk is dat in de plaatsen waarvoor die opgaven gelden, de begrippen "peperkoek" en "taai-taai" samenvallen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''taai-taaideeg''. Wat betreft de woordtypen "speculaasvorm" en "speculatieplank" vermelden beide informanten dat het hier om een plank gaat die ook voor speculaasbereiding wordt gebruikt. [N 29, 91; monogr.]
II-1
|
20704 |
taaie pannenkoek |
leren thijs:
Syst. Frings
līərən tɛs (Q002p Hasselt),
taaie koek:
Syst. Frings
nə tiəgə kuk (Q002p Hasselt),
taaie pannenkoek:
Syst. Frings
nən tīəgə panəkuk (Q002p Hasselt),
zonder gist:
Syst. Frings Zonder gist (?)
zoͅndər gɛs (Q002p Hasselt)
|
Taaie pannekoek, zonder gist gebakken (leere ties, leere maria?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20745 |
taart |
gteau (fr.):
Syst. Frings
gatø̄ (Q002p Hasselt),
gətø. (Q002p Hasselt),
taart:
Syst. Frings Vgl. vr. 96
tou̯ərt (Q002p Hasselt)
|
Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|