19850 |
trechter |
trechter:
treͅ.xtər (Q002p Hasselt)
|
trechter [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|
32619 |
trechter op de gierton |
trechter:
trɛ.xtǝr (Q002p Hasselt),
zeiktrechter:
[zeik]trɛ.xtǝr (Q002p Hasselt)
|
In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
19463 |
trede |
tred:
triǝt (Q002p Hasselt)
|
De ijzeren opstapper die bij de huifkar aan een van de berries is opgehangen. Bij het rijtuig maakt de trede deel uit van de bak. [N 17, 39; N G, 59d; monogr.]
I-13
|
33954 |
treiten |
tassen:
tęsǝ (Q002p Hasselt)
|
Leren omwikkelingen van het haam, waaraan de trekhaken of -ogen bevestigd zijn. [N 13, 5]
I-10
|
19292 |
treiteren |
faradien:
van het Fr. faire enrager, in het Waals f enragie overgebracht door de mijnwerkers
iëmand faradjiën (Q002p Hasselt),
koeioneren:
eimand koeioneere (Q002p Hasselt),
lastig vallen:
imənt laestig vallə (Q002p Hasselt),
plagen:
eimand pluōge (Q002p Hasselt),
eͅmənt plōgə (Q002p Hasselt),
plo:gə (Q002p Hasselt),
dië ka.n ni te.ge ploage medam, iech keu.m oech (¯ns) ploage: Mevrouw, ik kom u even lastig vallen
ploage (Q002p Hasselt),
treiteren:
iëmand traatere (Q002p Hasselt),
tratere (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
Hoe zegt men "iemand plagen, tergen, kreten"? [ZND 36 (1941)] || Iemand kwellen, plagen (geef gelijkbetekenende woorden op). [ZND 29 (1938)] || plagen || treiteren
III-1-4
|
20485 |
trek, eetlust |
appetijt:
appeteit (Q002p Hasselt),
goesting voor te eten:
gusting vir te iete (Q002p Hasselt),
honger:
hūnger (Q002p Hasselt)
|
hij heeft geen eetlust meer [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
33955 |
trekhaken, -ogen |
buizen:
bø̜̄s (Q002p Hasselt),
bø̜̄ǝzǝ (Q002p Hasselt),
haamogen:
hāmūgǝ (Q002p Hasselt),
ogen:
ūgǝ (Q002p Hasselt),
trekhaken:
trękhǭkǝ (Q002p Hasselt)
|
IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12]
I-10
|
22743 |
trekharmonica |
accordeon:
franse uitspraak
accordeon (Q002p Hasselt),
handorgel:
hāndörgel (Q002p Hasselt),
harmonica:
arm"nika (Q002p Hasselt),
armonica (Q002p Hasselt),
harmeunica (Q002p Hasselt),
harmonika (Q002p Hasselt),
harmōnika (Q002p Hasselt),
trekzak:
trekzak (Q002p Hasselt)
|
Harmonica. [ZND 01 (1922)] || Hoe heet het populaire muziekinstrument, dat uit een vierkante blaasbalg bestaat, die met beide handen wordt ineengedrukt of uitgetrokken, terwijl de vingers toesten neerdrukken? [ZND 26 (1937)] || Hoe noemt men in uw dialect de trekharmonica of accordeon? Het gaat om de meest gebruikte benaming, niet om grappige namen. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
21580 |
trekken en talmen |
melken:
ps. omgespeld volgens Frings.
meͅləke (Q002p Hasselt),
pluimen:
ps. omgespeld volgens Frings.
pløͅmə (Q002p Hasselt),
talmen:
ps. omgespeld volgens Frings.
taləmə (Q002p Hasselt),
trekken:
ps. omgespeld volgens Frings.
trēͅkə (Q002p Hasselt),
treuzelen:
ps. omgespeld volgens Frings.
trēzələ (Q002p Hasselt)
|
Trekken en talmen bij de verkoop, n.l. om zoveel mogelijk geld te krijgen [mulken?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33195 |
trekker van de aanaardhandploeg |
handvat:
ant˲vaǝt (Q002p Hasselt)
|
Het dwarse handvatvan de aanaardhandploeg. Voor sjoek- naast trek-handvat zie aflevering I.1, blz. 12: schokkelen, schoggelen voor "schudden". [N 18, 46b]
I-5
|