34464 |
troep kippen |
kudde:
kęt (Q002p Hasselt),
nest:
nē̜s (Q002p Hasselt)
|
Varianten van kippen, hennen, hoenders enz. zijn niet gedocumenteerd. Zie hiervoor het lemma ''kippen'' (5.2.1). Alleen de benamingen voor troep zijn in dit lemma opgenomen. [N 19, 63; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; S 37; monogr.]
I-12
|
22394 |
troeven |
afkopen:
Sub troeven.
aafkōēpe (Q002p Hasselt),
inkopen:
Dzj (h)aad mutten_è.nkoepe.
è.nkōēpe (Q002p Hasselt),
kopen:
Fr. couper.
kōēpe (Q002p Hasselt),
ZN, al of niet beïnvloed door Fr. couper.
kōēpe (Q002p Hasselt),
troeven:
Kil. troeffen, ludere chartis.
trouve (Q002p Hasselt)
|
Aftroeven. || Inkopen: Introeven voor de troefmaker. || Kopen: 2. Introeven. || Troeven. || Troeven: Kopen.
III-3-2
|
29936 |
troffel |
troffel:
trufǝl (Q002p Hasselt),
truweel:
tǝrwī.l (Q002p Hasselt)
|
Metselaarsgereedschap, bestaande uit een metalen blad van driehoekige vorm aan een gekromde steel met houten handvat. De troffel wordt gebruikt om specie op de stenen te brengen en uit te strijken en om metselstenen op maat te hakken. Zie afb. 1a. Het woordtype schmeisstroffel was in Q 121 van toepassing op een troffel die bij het pleisteren werd gebruikt. De voorkant van het blad van deze troffel was, in tegenstelling tot dat van de gewone troffel, niet rond maar recht afgewerkt. Zie ook het lemma 'pleisteren'. [Wi 3; N 30, 7a; monogr.]
II-9
|
19982 |
trom |
trommel:
trūməl (Q002p Hasselt),
Afl. troemmele trommelen.
troemmel (Q002p Hasselt)
|
Trommel. [ZND B2 (1940sq)]
III-3-2
|
23000 |
trommel |
trommel:
trŏemel (Q002p Hasselt)
|
Trommel. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22861 |
trommeltje |
trommeltje:
triməlkə (Q002p Hasselt),
jonger
truməlkə (Q002p Hasselt)
|
trommeltje [RND]
III-3-2
|
34198 |
trommelzucht |
oplopen:
ǫplupǝ (Q002p Hasselt)
|
Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.]
I-11
|
18857 |
troosten; troost |
troost:
dzjië zèè.t mennen ȉnigen troeës
trōēës (Q002p Hasselt)
|
troost
III-1-4
|
33595 |
tros vruchten |
koppel:
ku.bəl (Q002p Hasselt),
koppeltje:
kibbelke (Q002p Hasselt),
tros:
troͅs (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
tros [ZND 32 (1939)]
I-7
|
19317 |
trots |
fier:
fier (Q002p Hasselt),
doa mujje ni fej.er op zè.n: daar moet je niet trots op zijn
fej.er (Q002p Hasselt),
groots:
gruts (Q002p Hasselt),
grøts (Q002p Hasselt),
z¯ ès te gruts vir ¯et miech ze.llef te vroage
gruts (Q002p Hasselt)
|
groots [ZND 24 (1937)] || groots, hooghartig || trots (in gunstige zin)
III-1-4
|