e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q002p plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlegelstok geerd: gjāt (Hasselt), steel: stēl (Hasselt) De steel van de vlegel die de dorser in de hand houdt. De lengte van de steel "behoort van de kin van dorser tot de grond te reiken" (Goossens, Lic. Verh.), of, naar de zegsman van L 325: "is tweeēneenhalf maal de kop in lengte". Het regelmatig voorvoegsel vlegel(s)- is niet in dit lemma opgenomen. Zie afbeelding 10, a. [Goossens, Lic. Verh.] I-4
vleien fletsen: ie kan flēͅtsə (Hasselt) Hij kan flikflooien (laag vleien, mouwstrijken, enz.). [ZND 23 (1937)] III-3-1
vleier filou (fr.): filû (Hasselt), flatter: flater (Hasselt, ... ), fletser: flātsər (Hasselt), fletser (Hasselt, ... ), flikkeflooier: flikkəflōēijer (Hasselt), kindje: kiendtsje (Hasselt), mouwveger: meuvieëger (Hasselt), meuvieəger (Hasselt), mouwveger (Hasselt), pikker: pikker (Hasselt), vleier: vleier (Hasselt) een bloksleper (vleier) of andere woorden voor vleier, mouwveger enz. [ZND 32 (1939)] || Flikflooien. [ZND 01 (1922)] III-3-1
vleiwoord tot de zogende zeug go, go, go: gǫ, gǫ, gǫ (Hasselt), krach, krach: krax, krax (Hasselt), tsj, tsj, tsj: tš, tš, tš (Hasselt) Een vleiwoord roepen tot de zogende zeug om deze gerust te stellen. In plaats van roepen kan men strelen, met de emmer rammelen, de zeug krabben, klakkende of smakkende geluiden maken met de tong. [N 19, 11c] I-12
vlekje op de neus snep: snɛp (Hasselt) Witte aftekening tussen neusvleugels en bovenlip. [N 8, 27c] I-9
vlekziekte brand: brant (Hasselt) Vlekziekte wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte gaat gepaard met hoge koorts; op de huid tekenen zich rode en soms donkerblauwe vierkante of ruitvormige vlekken af (WBD I.6, blz. 854). [N 19, 27a; N 19, 27b; N 52, 19; N 76, 57; A 48a, 32; monogr.] I-12
vleugel vleugel: vlee.gel (Hasselt), vlē.gəl (Hasselt), vlêgel (Hasselt), wiek: weik (Hasselt) vleugel [Willems (1885)], [ZND m] III-4-1
vleugels in de wanmolen alpen: a.lǝpǝ (Hasselt) De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
vliegend ongedierte vliegebeest: vlijxəbəs (Hasselt) vliegend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
vliegennet het lijfnet: t lē̜fnęt (Hasselt), vliegennet: vlī.gǝnęt (Hasselt) Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a] I-10