34308 |
vrouwelijk varken |
zeug:
zø̄.x (Q002p Hasselt),
zø̄x (Q002p Hasselt),
zø̜̄x (Q002p Hasselt),
zoog:
zōx (Q002p Hasselt),
(mv)
zēx (Q002p Hasselt)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
21920 |
vrouwelijke duif |
hen:
hen (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
hin (Q002p Hasselt),
hennetje:
hinneke (Q002p Hasselt),
pop:
poep (Q002p Hasselt)
|
Duif, vrouwelijk. [ZND 39 (1942)] || Hen: 3. Duivin. || Wijfjesduif. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
34543 |
vrouwelijke eend |
hen:
hen (Q002p Hasselt)
|
[L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.]
I-12
|
34550 |
vrouwelijke gans |
hen:
hen (Q002p Hasselt)
|
[A 6, 5b; L 1a-m; JG 1a, 1b; S 9; monogr.]
I-12
|
34447 |
vrouwelijke geit |
geit:
gē.t (Q002p Hasselt)
|
[N 77, 82; N 77, 79; JG 1a, 1b; N 19, L 322 add.; monogr.]
I-12
|
19961 |
vrouwelijke hond, teef |
teef:
tēf (Q002p Hasselt),
teefje:
opgegeven plaats: Runkst
tēēfke (Q002p Hasselt),
tooi:
tui (Q002p Hasselt),
tui̯ (Q002p Hasselt),
tooitje:
toike (Q002p Hasselt)
|
teef [Goossens 1b (1960)] || teef, vrouw. hond [Goossens 2a] || teef: een vrouwelijke hond [GV K (1935)] || vrouwelijke hond [ZND 03 (1923)]
III-2-1
|
20124 |
vrouwelijke kat |
kattin:
kattin (Q002p Hasselt),
ká’ten (Q002p Hasselt),
moeder:
moejer (Q002p Hasselt)
|
moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)] || vrouwelijke kat [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
en (Q002p Hasselt),
hen (Q002p Hasselt),
hęn (Q002p Hasselt),
ɛn (Q002p Hasselt),
leghen:
lękhen (Q002p Hasselt)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
23362 |
vrouwenkant |
vrouwenkant:
vrowenkant (Q002p Hasselt)
|
De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwluikleren:
vrouwliekleer (Q002p Hasselt),
vrøleͅi klīr (Q002p Hasselt),
vrøli klīər (Q002p Hasselt)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)] || Vrouwenkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|