33877 |
een veulen werpen |
veulen:
vē.lǝ (Q002p Hasselt)
|
Als de weeën toenemen, gaat de merrie liggen. De geboorte begint, als de vliezen breken en het vruchtwater wegloopt. [JG 1a, 1b; N 8, 52]
I-9
|
32707 |
een weide scheuren |
afschellen:
ãfsxęlǝ (Q002p Hasselt),
droten:
drutǝ (Q002p Hasselt),
omdoen:
[omdoen] (Q002p Hasselt),
scheuren:
sxī(ǝ)rǝ (Q002p Hasselt)
|
Een weide scheuren is het omploegen van weiland, vooral om het daarna als akkerland te gebruiken. Voor (delen van) varianten die hieronder in de [... [JG 1a + 1b + 1c + 1d; N 11, 42a + b + c; N 11A, 114 + 115a + b; monogr.]
I-1
|
34495 |
een zandbad nemen |
flodderen:
flǫdǝrǝ (Q002p Hasselt)
|
Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.]
I-12
|
17981 |
een ziekte onder de leden hebben |
een ziekte op zijn knoken hebben:
ziekte} op zijn kneek/kneuk (Q002p Hasselt),
[zigde / zikte]
em it n ziekte op z`n kneek (Q002p Hasselt),
een ziekte op zijn lijf hebben:
[zigde / zikte]
em it n ziekte op z`n lèf (Q002p Hasselt),
een ziekte op zijn pens hebben:
[zigde / zikte]
em it n ziekte op z`n pens (Q002p Hasselt)
|
ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)]
III-1-2
|
28606 |
een zwerm opvangen |
vaten:
vã.tǝ (Q002p Hasselt),
vātǝ (Q002p Hasselt)
|
Het opvangen van een zwerm in een schepkorf. Wanneer een zwerm zich vastgezet heeft aan een tak of iets dergelijks, dan brengt de imker een kleine schepkorf onder de tros. Met een flinke ruk aan de tak valt de zwerm in de korf. Wanneer de bijen in de korf zitten, wordt deze langzaam omgedraaid, omdat de bijen zich aan de strowand of aan elkaar moeten kunnen vastklemmen. Soms moet men een tweede of derde ruk aan de tak geven. Hoe langer een zwerm hangt, hoe vaster hij zit. Een imker moet dus met scheppen niet al te lang wachten. De objecten zwerm, bij e.a. zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N 63, 84a; JG 1a+1b; JG 2b-5, 4; Ge 37, 105; monogr.]
II-6
|
34542 |
eend |
eend:
iǝ.nt (Q002p Hasselt),
iǝnt (Q002p Hasselt),
ęntj (Q002p Hasselt),
īǝ.nj (Q002p Hasselt)
|
[JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.]
I-12
|
32631 |
eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg |
enkele ploeg:
ę.ŋkǝlǝ [ploeg] (Q002p Hasselt),
handploeg:
ān[ploeg] (Q002p Hasselt
[(houten ploeg)]
),
houten ploeg:
ǭtǝ plux (Q002p Hasselt
[(synoniem met handploeg)]
),
ijzeren ploeg:
ę̄zǝrǝ plux (Q002p Hasselt
[(synoniem met "ploeg bet een schulp" en "ploeg bet een snee")]
),
ploeg bet een schulp:
plux˱ bę ǝn sxęlǝp (Q002p Hasselt
[(is de ijzeren voetploeg)]
),
ploeg bet een snee:
plux˱ bę nǝ snē (Q002p Hasselt
[(is de ijzeren voetploeg)]
)
|
In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.]
I-1
|
18851 |
eenvoudig |
gewoon:
ne gew؉ëne mins: een gewoon sterveling
gewōēën (Q002p Hasselt)
|
gewoon
III-1-4
|
21517 |
eenzaam |
afgelegen:
afXeliegə (Q002p Hasselt),
alleen:
allien (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
eenzaam:
ienzaam (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
het huis ligt zo eenzaam, zo afgelegen [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
19119 |
eer |
eer:
vië spe.le virre iër: We spelen voor de eer
iër (Q002p Hasselt)
|
eer
III-1-4
|