e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gek dol: doll (Hasselt), dwaas: dwaas (gek doen) (Hasselt), gek: gek (Hasselt) dwaas". Uitspraak + betekenis [ZND 33 (1940)] III-1-4
gekheid maken gekken: gekke (Hasselt) gekheid maken III-1-4
geknotte wilg knotwilg: (knot)willeg (Hasselt), knotwillēg (Hasselt), sonk: etym: ontronde vorm van sonk, sunkboom; sunken = snoeien  sie.nk (Hasselt), stronk: stroenk (Hasselt, ... ), wilg: willēg (Hasselt) knotwilg [ZND 36 (1941)] || knotwilg (de boom, vooral een wilg, waarvan de takken afgehakt werden en waarop dan dunne twijgen uitschieten. Ze staan vooral langs sloten) [ZND 36 (1941)] III-4-3
gekookte hersens gekookte hosselen: Syst. Frings  gəkø.ktə hoͅsələ (Hasselt), hossel: Syst. Frings; @n zÈt\\  hoͅsəl (Hasselt), hosselen: Syst. Frings  oͅsələ (Hasselt) Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)] III-2-3
gekraagde roodstaart roodstaartje: ruu̯ətstɛ̄rtšə (Hasselt) gekraagde roodstaart (14 rood trilstaartje; man heeft zwart gezicht en iets rossige buik; zomervogel; algemeen; broedt in boomgaten; roep [uuiet-tak-tak]; zachte, heldere zang begint met [jie-dru-dru] [N 09 (1961)] III-4-1
gekruld haar krulhaar: krolhaor (Hasselt), kroͅl(h)ōͅr (Hasselt), krulkop: krolkop (Hasselt), krullen: krolle (Hasselt, ... ), krollen (Hasselt) gekruld haar [N 10 (1961)] || hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)] III-1-1
geld centen: dà meuje cente veur hebbe (Hasselt), geld: geld (Hasselt), geͅ.l⁄t⁄š (Hasselt), geͅlt (Hasselt), gɛ.lt (Hasselt), hè is pa zene jas en aos ma heer geld, pa zen hön en pa zenen ond (Hasselt), ich ben mə geͅlt kwēit (Hasselt), moëder, bè wië mot ich geld haolen (Hasselt), kwêt: Franse tête  ich bèn me geld kwêt (Hasselt), ps. omgespeld volgens Frings.  geͅlt (Hasselt, ... ), klotten: ps. omgespeld volgens Frings.  kloͅt (Hasselt), knabben: ver is dof  dje mut knabben èbbe ver te kunne betale (Hasselt), knopen: ps. omgespeld volgens Frings.  knīp (Hasselt), oord: ps. omgespeld volgens Frings.  ūrt (Hasselt), piasters: ps. omgespeld volgens Frings.  pijastərə (Hasselt), platen: ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "u"staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "u"omgespeld.  plu~t (Hasselt), poen: ps. omgespeld volgens Frings.  puən (Hasselt, ... ), pūən (Hasselt) geld [RND], [ZND 14 (1926)], [ZND 44 (1946)], [ZND m] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || Hier is vader zn jas en moeder haar geld; vader zn doe en vader zn hond [ZND 44 (1946)] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)] || Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)] III-3-1
gele ganzebloem dikkopjes: -  dikkopkens (Hasselt), goudbloem: -  goudbloem (Hasselt), goudsbloem: goudsbloem (Hasselt) Chrysanthemum segetum L. Een vrij algemeen voorkomende 30 tot 60 cm hoge plant op zandige akkers, met blauwgroene bladeren en grote gele bloemen met een geel hart. De bloei duurt van juni tot september. [A 60A, 170; monogr.] || gele ganzebloem I-5, III-4-3
gele kwikstaart geel akkermannetje: giəl akərmɛnəkə (Hasselt), koemaagdje: keumjaartje (Hasselt), koemeidje: køͅmjēͅtjə (Hasselt) kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)] || kwikstaart, gele — III-4-1
gele lupine lupinen: lǝpīnǝ (Hasselt) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5