e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gele narcis tijloos: tèèloeës (Hasselt), gele narcis  tèè.lōēës (Hasselt) narcis || tijloos III-4-3
gele plomp pompenblad: poe.mpeblḁḁr (Hasselt), nuphar lutea. ...  poe.mpeblaar (Hasselt) gele plomp || plomp, waterplant III-4-3
gelijken (op) er op trekken: troptreͅkə (Hasselt), gelijken: gelijken (Hasselt), trekken: ps. JK vragen! (er staat z.o. trekken, maar niet te vinden in het boek).  trèkke (Hasselt) gelijken [ZND 25 (1941)] || lijken op III-4-4
gelijkspel boef: t Ès boef: de stand is gelijk; boef spe.le: een gelijk spel behalen. Van Waals bouf.  boef (Hasselt), staande: T. id.  stoainde (Hasselt) Draw (Eng.): Gelijk spel. || Draw (Eng.): Staande. III-3-2
gelijkspelen boeffen: Afl. van boef sub draw.  boeffe (Hasselt) *Boeffen, gelijk spelen. III-3-2
geloof geloof: gəlū.f (Hasselt), ie heͅt zə geluif vərl"rə (Hasselt) Geloof. [ZND 01 (1922)] || Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)] III-3-3
geloven geloven: geleive (Hasselt, ... ), gelieve (Hasselt, ... ), gəlīvə (Hasselt, ... ) Geloven. [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)], [ZND m] III-3-3
geluk chance (fr.): Fr. chance  sja͂s (Hasselt), geluk: gelèk (Hasselt), gəluk (Hasselt), ¯t ès nog e gelèk bè ¯n o.ngelèk: het had erger kunnen zijn  gelèk (Hasselt) Ge moet hem dat geluk gunnen (hij heeft het verdiend, ge moet hem niet benijden). [ZND 24 (1937)] || geluk || meeval, geluk III-1-4
geluksvogel; altijd geluk hebben chanard (fr.): inne chansard (Hasselt), ne chansard (Hasselt), Fr. chancard  sja͂sáár (Hasselt), chance-beest (< fr.): sja͂sbīēs (Hasselt), gelukkige, een -: ⁄ne gelekkige (Hasselt), geluksvogel: gelèksveu.gel (Hasselt), ⁄ne gelèksveugel (Hasselt), gelukszak: gelèkszak (Hasselt), gelukvogel: ij kort  iene gelijkvogel (Hasselt), gelukzak: ne gelèkzak (Hasselt) chancebeest, geluksvogel || geluksvogel || Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)] III-1-4
gemak gemak: iech weur ni op me gemaa.k  gemaa.k (Hasselt), ook ZND 23, 076  gemaak (Hasselt), gəmāk (Hasselt, ... ) gemak [ZND 01 (1922)] III-1-4