31934 |
handboor, fretboor |
vrille:
vril (Q002p Hasselt)
|
Een kleine boor met een handgreep en met scherpe schroefdraad, die met één hand wordt rondgedraaid. Zie ook afb. 78. De handboor heeft als handvat ofwel een houten dwarsstukje, ofwel een rondgebogen metalen greep. Hij wordt gebruikt om gaten voor te boren en op plaatsen waar men met de omslagboor niet kan werken. [N 33, 132; N 53, 160b; N 53, 168; monogr.]
II-12
|
33305 |
handcultivator |
cultivator:
køltivātø̜̄r (Q002p Hasselt)
|
Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.]
I-5
|
32785 |
handeg |
hand[eg]:
ant˱[eg] (Q002p Hasselt)
|
De termen die in dit lemma bijeen zijn gezet, konden worden geduid als benamingen voor de kleine houten eg die door een persoon wordt voortgetrokken bij de bewerking van een klein perceel of de moestuin. Voor zulk werk kon ook één van de velden van een meerdelige eg worden gebruikt. Voor ''eg'' en ''eg'' zie het lemma ''eg''.' [N 15, 4 add.; N J, 10; A 13, 16b; div.]
I-2
|
17661 |
handen (kindernamen) |
handjes:
(h)eͅntšə (Q002p Hasselt),
pollen:
pollen (Q002p Hasselt),
polletjes:
polleke (Q002p Hasselt),
poͅləkə (Q002p Hasselt)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
fikken:
vuil fikke
fikke (Q002p Hasselt),
klauwen:
kløuən (Q002p Hasselt),
vuil fikke
kluue (Q002p Hasselt),
poten:
poten (Q002p Hasselt),
poͅuətə (Q002p Hasselt),
vuil fikke
poete (Q002p Hasselt),
schoppen:
NB: podeksels = zwarte handen.
sxepə (Q002p Hasselt)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
21519 |
handgeld |
handgeld:
ps. omgespeld volgens Frings.
antgeͅlt (Q002p Hasselt),
handgift:
ps. omgespeld volgens Frings.
də hantgef (Q002p Hasselt),
handsgeld:
ps. omgespeld volgens Frings.
ansgeͅlt (Q002p Hasselt),
voorschot:
ps. omgespeld volgens Frings.
vērsxoͅt (Q002p Hasselt)
|
eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18906 |
handig |
handig:
(h)endzjig (Q002p Hasselt)
|
handig, handig te hanteren
III-1-4
|
34566 |
handkar |
stootbak:
stuǝt˱bak (Q002p Hasselt),
stootkar:
stutkɛ̄r (Q002p Hasselt)
|
Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.]
I-13
|
27222 |
handlanger |
metserdien(d)er:
mɛtsǝrdej(ǝ)nǝr (Q002p Hasselt)
|
Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld]
II-9
|
17662 |
handpalm |
binnenste, het -:
`t binneste (Q002p Hasselt),
handpalm:
handpalm (Q002p Hasselt),
palm:
paləm (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
plat:
t plat (Q002p Hasselt)
|
palm van de hand [N 10 (1961)]
III-1-1
|