e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handboor, fretboor vrille: vril (Hasselt) Een kleine boor met een handgreep en met scherpe schroefdraad, die met één hand wordt rondgedraaid. Zie ook afb. 78. De handboor heeft als handvat ofwel een houten dwarsstukje, ofwel een rondgebogen metalen greep. Hij wordt gebruikt om gaten voor te boren en op plaatsen waar men met de omslagboor niet kan werken. [N 33, 132; N 53, 160b; N 53, 168; monogr.] II-12
handcultivator cultivator: køltivātø̜̄r (Hasselt) Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.] I-5
handeg hand[eg]: ant˱[eg] (Hasselt) De termen die in dit lemma bijeen zijn gezet, konden worden geduid als benamingen voor de kleine houten eg die door een persoon wordt voortgetrokken bij de bewerking van een klein perceel of de moestuin. Voor zulk werk kon ook één van de velden van een meerdelige eg worden gebruikt. Voor ''eg'' en ''eg'' zie het lemma ''eg''.' [N 15, 4 add.; N J, 10; A 13, 16b; div.] I-2
handen (kindernamen) handjes: (h)eͅntšə (Hasselt), pollen: pollen (Hasselt), polletjes: polleke (Hasselt), poͅləkə (Hasselt) hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)] III-1-1
handen (spotnamen) fikken: vuil fikke  fikke (Hasselt), klauwen: kløuən (Hasselt), vuil fikke  kluue (Hasselt), poten: poten (Hasselt), poͅuətə (Hasselt), vuil fikke  poete (Hasselt), schoppen: NB: podeksels = zwarte handen.  sxepə (Hasselt) [N 10 (1961)] III-1-1
handgeld handgeld: ps. omgespeld volgens Frings.  antgeͅlt (Hasselt), handgift: ps. omgespeld volgens Frings.  də hantgef (Hasselt), handsgeld: ps. omgespeld volgens Frings.  ansgeͅlt (Hasselt), voorschot: ps. omgespeld volgens Frings.  vērsxoͅt (Hasselt) eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
handig handig: (h)endzjig (Hasselt) handig, handig te hanteren III-1-4
handkar stootbak: stuǝt˱bak (Hasselt), stootkar: stutkɛ̄r (Hasselt) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13
handlanger metserdien(d)er: mɛtsǝrdej(ǝ)nǝr (Hasselt) Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld] II-9
handpalm binnenste, het -: `t binneste (Hasselt), handpalm: handpalm (Hasselt), palm: paləm (Hasselt, ... ), plat: t plat (Hasselt) palm van de hand [N 10 (1961)] III-1-1