23258 |
het angelus luiden |
angelus:
t argeluslyïe (Q002p Hasselt),
engel des heren:
den engel des heeren luidt (Q002p Hasselt)
|
De avondklok luidt. [ZND 32 (1939)] || Het angelus luiden in de ochtend [de morgenklok?] [het luidt......?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
25576 |
het deeg op de werkbank verdelen |
afpitsen:
āfpetsǝ (Q002p Hasselt),
verdelen:
vǝrdē̜lǝ (Q002p Hasselt)
|
Het verdelen van het deeg in stukken die, eenmaal gevormd en gebakken, de bepaalde broodvorm met het bepaalde gewicht zullen geven. De bij deze vraag opgegeven woordtypen "afwagen", "wagen", "afwegen", zijn overgebracht naar het lemma ''deeg afwegen''. [N 29, 32a; N 29, 30b; monogr.]
II-1
|
20322 |
het einde van zijn leven |
de eind van zijn leven:
deen vazə levə (Q002p Hasselt),
het end van zijn leven:
het ènd van ze liejeve (Q002p Hasselt),
’t end van ze lieëve (Q002p Hasselt),
’t énde va ze lieëve (Q002p Hasselt),
het laatste:
’t leste (Q002p Hasselt),
het laatste van zijn leven:
’t leste van z’ lieëve (Q002p Hasselt)
|
op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)]
III-2-2
|
19647 |
het gras maaien |
(het) gras afdoen:
het graës aafdoeën (Q002p Hasselt),
t graës aafdoeën (Q002p Hasselt),
(het) gras afmaaien:
het gras aafmaje (Q002p Hasselt),
t graos aafmaae (Q002p Hasselt),
\"en\"~ fr.
t grens aafmè-en (Q002p Hasselt)
|
het gras afmaaien [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
32952 |
het hooi is binnen |
is in:
ęs˱ ęn (Q002p Hasselt)
|
Gevraagd werd naar de dialekt-weergave van de uitdrukking "Het hooi is binnen". In Q 100 vult de zegsman dan aan: "Het hooi is onder de pannen ... en den erme man is oet de sjuur." Het onderwerp van de gegeven uitdrukkingen is steeds: hooi. [N 14, 127]
I-3
|
34175 |
het kalf afdraaien |
afdraaien:
afdrē̜ǝn (Q002p Hasselt),
āv˱drān (Q002p Hasselt)
|
Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a]
I-11
|
32689 |
het land aftreden |
aftreden:
ā.ftriǝ(n) (Q002p Hasselt)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|
19638 |
het licht aandoen |
aandoen:
a͂.ndouë.n (Q002p Hasselt)
|
aandoen
III-2-1
|
34005 |
het paard leiden |
bet de muil leiden:
bę dǝ mø̜̄ǝl lēn (Q002p Hasselt),
leiden:
lēn (Q002p Hasselt)
|
Het paard leiden of mennen door het met de teugels te sturen. Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [N 8, 100 en 101b; Wi 25; monogr.]
I-10
|
34007 |
het paard met een dubbele lijn leiden |
dobbele guide:
dǫbǝl gidǝ (Q002p Hasselt),
guide:
(mv)
gidǝ (Q002p Hasselt)
|
Het paard besturen met een lange teugel uit één stuk, die aan de ene kant van het gebit vertrekt, langs de hand van de voerman gaat en langs de andere kant weer aan het gebit bevestigd is (cf. lemma Dubbele Lijn). Bij deze dubbele lijn, die links én rechts naar de hand van de voerder komt, trekt men aan de kant van de richting die het paard moet inslaan. Werkwoorden zoals varen, leiden werden niet altijd opgegeven. [JG 1b; N 8, 101b-c; N 13, 30 en 35]
I-10
|