e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoefstal, noodstal hoefstal: hūfstal (Hasselt) Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] II-11
hoek (tussen twee lijnen) hoek: hek (Hasselt), huk (Hasselt), ienən oek (Hasselt), ⁄nen hoek (Hasselt) hoek [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] III-4-4
hoekschop corner (eng.): Corner.  kornər (Hasselt) Hoekschop. [DC 49 (1974)] III-3-2
hoepel reep: riep (Hasselt, ... ), riēp (Hasselt), ənə rīp (Hasselt), ie langgerekt  reip (Hasselt), riep (Hasselt), Nl. reep, Kil. reep, circulus ligneus (houten hoepel), S. en R. reep, Keuls Reif 1, b, Rijnl. Reif V, 1, g.  rīēp (Hasselt) / [SND (2006)] || Een hoepel (ijzeren of houten ring die door de kinderen voortgedreven wordt). [ZND 27 (1938)] || Een hoepel (speeltuig. Fr. cerceau). [ZND B1 (1940sq)] || Hoepel. [ZND 01 (1922)] || Hoepel: 1. Oorspr. houten hoepel, later fietswiel zonder spaken dat met een korte stok werd voortgedreven. || Reep. [Willems (1885)] III-3-2
hoepelen bet de reep spelen: /  bè de réép spe.le (Hasselt), Sub hoepel, (1).  bè de rīēp spe.le (Hasselt), repen: riepe (Hasselt, ... ), /  riepe (Hasselt), riëpe rèèn (Hasselt), réépe (Hasselt), Afl. sub hoepel. Kil. reepen, ludere circulo ligneo, S. reepen.  rīēpe (Hasselt) / [SND (2006)] || [Hoepelen, met de hoepel spelen]. || Hoe heet: met zon ring [hoepel] spelen? [ZND 27 (1938)] || hoepel rijden [SND (2006)] || hoepelen [SND (2006)] || Repen: 1. Met de hoepel spelen, de hoepel met een stok voortdrijven. III-3-2
hoepelrok hoepelrok: hupəlroͅk (Hasselt), reeprok: rīproͅk (Hasselt) hoepelrok [reekerok] [N 24 (1964)] III-1-3
hoepels van de huifkar repen: rēpǝ (Hasselt  [(enkelv rip)]  ) Houten hoepels waarover de huif gespannen werd. De hoepels werden in krammen tegen de zijplanken bevestigd. Meestal waren er vijf, waarvan de voorste naar voren helde. [N 17, 74 + 99] I-13
hoest hoest: houwst (Hasselt), hoəstə (Hasselt) hoest [ZND 01 (1922)] || hoesten [ZND m] III-1-2
hoesten hoesten: hoəstə (Hasselt, ... ) hoesten [ZND m] III-1-2
hoeveelheid halmen voor een halve schoof geleg: gǝlęq (Hasselt) In het zuiden van Belgisch Limburg waar met de zicht wordt gemaaid kent men het begrip "ongebonden halve graanschoof"; de maaier haalt met één keer inkappen en uitwinnen de hoeveelheid halmen voor een halve schoof bijeen. In de rest van het onderzoeksgebied komt het begrip niet voor. Zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf en kaart 19. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 29; monogr.] I-4