32303 |
houten drevels, deuvels |
pinnen:
penǝ (Q002p Hasselt)
|
De houten pennen waarmee de verschillende bodemplanken met elkaar verbonden worden. Zie ook afb. 223 en het lemma ɛdeuvelɛ in de paragraaf over de vaktaal van de timmerman.' [N E, 38d]
II-12
|
32766 |
houten eg |
houten [eg]:
ǭ ̝tǝ [eg] (Q002p Hasselt)
|
De oude drie- of vierhoekige eg met houten hoofd- en dwarsbalkjes, waarin houten, later ook ijzeren tanden zaten; zie afb. 51, 52, 53 en 54. Waar men een houten eg gebruikte als onkruideg en/of als zaadeg, is aangegeven in de desbetreffende lemmata. Hieronder is de vorm die de houten eg ter plaatse kon hebben, voorgesteld door de tekens ∆ en vierkant. Voor het woord(deel) ''eg'' resp. ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N J, 10; A 13, 16b; div.; monogr.]
I-2
|
32906 |
houten gaffel, schudgaffel |
gaffel:
gāfǝl (Q002p Hasselt),
hooidraaier:
hooidraaier (Q002p Hasselt),
hooivork:
[hooi]vęrǝk (Q002p Hasselt),
schudgaffel:
sxø̜t˲gafǝl (Q002p Hasselt),
sxę.t˲gafǝl (Q002p Hasselt)
|
Houten gaffel met twee lange en enigszins gebogen tanden en een korte steel, doorgaans uit een gevorkte tak gesneden; gebruikt om het hooi te spreiden en te keren, maar ook voor andere doeleinden zoals het opschudden van de graanhalmen bij het dorsen met de vlegel, of het strooien van strooisel en voeder voor de dieren in de stal. Zie afbeelding 10, a. Hoewel in het algemeen de term riek een stuk gereedschap aanduidt met méér dan twee tanden, heeft het woord oorspronkelijk en nog in sommige dialecten ook wel de betekenis van een tweetandige vork, met name dan de vork waarmee het hooi wordt opgestoken (zie het lemma ''oogstgaffel''); de opgaven in dit lemma zijn alle dubbelopgaven, naast gaffel of vork. Buiten Haspengouw en het gebied rond Lommel duidt de combinatie van een lange klinker en de letter f in de varianten van het type gaffel wel op een contaminatie van gaffel en gavel; ze staan telkens aan het slot van de varianten onder het type gaffel bijeen. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 30; A 28, 6; L 16, 18c; L B2, 243; Lu 6, 6; Av 1, III, 5e; monogr.]
I-3
|
31466 |
houten hamer |
houten hamel:
hōtǝn hāmǝl (Q002p Hasselt)
|
Hamer die geheel uit hardhout is vervaardigd. Zie ook afb. 89. De houten hamer wordt onder meer gebruikt bij bepaalde soorten beitels en om houtverbindingen aan te slaan. [N 53, 127; L 1a-m; monogr.]
II-12
|
19552 |
houten lepel |
paddenvel:
padəvɛl (Q002p Hasselt),
spaan:
m.
span (Q002p Hasselt),
spa͂n (Q002p Hasselt),
stamper:
m.
stɛmpər (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
stoemper:
m.
stumpər (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
lepel, houten ~; inventarisatie benamingen (boterspaan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34375 |
houten raamwerk |
kennef:
kęnǝf (Q002p Hasselt),
kɛnǝf (Q002p Hasselt)
|
Toestel van stokken vervaardigd dat men sommige dieren b.v. varkens om de hals doet om ze te beletten door hagen te breken. [L 36, 29; monogr.]
I-12
|
18355 |
houten sandaal |
kloefertje:
WNT: kloef, 1) Houten schoen, klomp... Afl. kloefer.
kleͅfərkəs (Q002p Hasselt),
sandaal:
səndal (Q002p Hasselt),
slets:
sleͅtsə (Q002p Hasselt)
|
sandaal-achtig voetbekleedsel bestaande uit een houten zool en enkele riempjes over de voet [triep, klepper] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34367 |
houten stamper |
patattenstomper:
pǝtatǝstumpǝr (Q002p Hasselt),
stomper:
stumpǝr (Q002p Hasselt)
|
Houten stamper om aardappelen voor de varkens mee tot puree te stampen. [N 18, 133; N 18, 134; S 20, add.; monogr.]
I-12
|
32166 |
houtporien opvullen |
bouche-poren:
bušpǭrǝ (Q002p Hasselt)
|
De poriën aan de oppervlakte van het hout met poriënvulsel opvullen. [N 53, 236b; monogr.]
II-12
|
34595 |
houtrong |
hond:
hǫ.nt (Q002p Hasselt),
hout:
ǫu̯t (Q002p Hasselt),
paardje:
pi̯ē̜tšǝ (Q002p Hasselt),
romblok:
rumblǫk (Q002p Hasselt
[(mv rumblęk)]
)
|
Werd vooraan op de hoogkar geplaatst wanneer men hout wilde vervoeren. De houtrong bestaat uit een rongblok, twee rongstokken en een raam. De twee rongstokken bevinden zich aan weerszijden van het rongblok; het rechthoekig of trapeziumvormig raam staat in het midden op het rongblok. Dit raam beschermt het paard tegen de druk van de lading, terwijl de rongen de lading op haar plaats houden. Hoewel bij heel wat opgaven een betekenisaanduiding gegeven wordt, is het vaak onduidelijk of twijfelachtig wat er precies bedoeld wordt, omdat sommige woordtypen zowel als benaming voor "houtrong in zijn geheel" als voor "rongblok" en "raam" voorkomen. Toch is hier gekozen voor een vierdeling van het lemma: de opgaven waarbij geen betekenisindicatie gegeven werd, zijn vooraan geplaatst; de opgaven waarbij die indicatie er wel was, zijn naargelang de betekenis ondergebracht onder A. de houtrong in zijn geheel, B. het rongblok of C. het raam. [N 17, 7a-b + 40 + add; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2c]
I-13
|