e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kous met knoopjes stramp: strampə (Hasselt) kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen [slopkouse, sjlopehaoze, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
kous: algemeen kous: ko:s (Hasselt), koa.s (Hasselt), koos (Hasselt), kōs (Hasselt, ... ), kŏs (Hasselt), lange o  kôs (Hasselt), met de eu van het Nederlandse deur  kø:s (Hasselt), n kousen]: kōͅs (Hasselt), koͅs (Hasselt) kous [ZND 01 (1922)], [ZND m] || kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] || Kous, een paar kousen. Bedoeld wordt het kledingsstuk dat gebreid of geweven wordt en de voet en het gehele been tot boven de knie bedekt (fr. bas) [ZND 48 (1954)] || kous, kousen (mv.) [ZND B1 (1940sq)] || kous, lange beenbekleding [haos, hous, sjtrump [N 24 (1964)] || Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3
kousenband bindel: [lint, snoer, band]  bè.ndzjel, bè.ndel (Hasselt), hozenband: hŏseband (Hasselt), kousband: kōͅzbant (Hasselt), kousenband: kōsəbant (Hasselt), koͅsəbant (Hasselt) *bindel || kousenband [ZND 01 (1922)], [ZND B1 (1940sq)] || kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)] III-1-3
kousenmand stopmand: v.  stoͅpmān (Hasselt), v. te stoppen kousen  stoͅpmān (Hasselt) mand; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-1-3
kousenwol wol: wol (Hasselt), wollen (bn.): welle (Hasselt), wollen garen: wolle gore (Hasselt) hoe heet het wollen garen waarmee kousen worden gebreid ? [ZND 42 (1943)] III-1-3
kouter kouter: kǭ ̝.tǝr (Hasselt) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraag col (fr.): kol (Hasselt, ... ), Fr. col.  kol (Hasselt), kraag: kraag (Hasselt, ... ), krāx (Hasselt) boord: halsboord van een hemd || kraag [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-1-3
kraag van een kraagmantel pelerine (<fr.): peləren (Hasselt) kraag, zeer brede ~ van een kraagmantel (vero) [pellerien] [N 23 (1964)] III-1-3
kraaien, gezegd van de haan kraaien: krān (Hasselt), krē̜n (Hasselt), zingen: zē̜ŋǝ (Hasselt) [N 19, 49; Vld.; monogr.] I-12
kraakbeen knots: kno.ts (Hasselt), knoͅts (Hasselt), kraakbeen: kraakbeen (Hasselt) kraakbeen [ZND 01 (1922)], [ZND B1 (1940sq)], [ZND m] III-1-1