19104 |
kwalijk nemen |
het kwalijk opnemen:
ook materiaal znd 29, 19
koͅlək (opgenōme) (Q002p Hasselt)
|
kwalijk [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
24201 |
kwartel |
kwakkel:
kwakkel (Q002p Hasselt),
kwakəl (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
kwakkelschotel (sic):
kwakkelschēūtel (Q002p Hasselt)
|
kwartel [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24202 |
kwartelkoning |
kwakkelkoning:
kwakəlkēneŋ (Q002p Hasselt)
|
kwartelkoning (27 ook alleen te horen; s zomers; in grote weiland; tegen de avond en s nachts; zeldzaam; roep [rrerrrp, rrerrrp] of er over een kam wordt gestreken [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21419 |
kwartje |
hoofdje:
ps. omgespeld volgens Frings.
ən hēͅi̯tšə (Q002p Hasselt),
vijfentwintig cent:
ps. omgespeld volgens Frings.
vēͅfəntwintšex seͅnt (Q002p Hasselt)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
32254 |
kwast, noest |
knook:
knōk (Q002p Hasselt),
weer:
wīǝr (Q002p Hasselt),
wrang:
vraŋ (Q002p Hasselt)
|
Een onregelmatigheid in de houtstructuur van een boom. Kwasten ontstaan op plaatsen waar zich een tak bevindt of heeft bevonden. Zie ook afb. 204. Vgl. voor het woordtype aast ook het Hgd. Ast. [N E, 1; N 50, 76f; N 75, 97a-b; monogr.]
II-12
|
24880 |
kweek |
pettem:
pɛtǝm (Q002p Hasselt),
pettemen:
pétteme (Q002p Hasselt),
pɛtǝmǝ (Q002p Hasselt),
Elytregia repens.
petteme (Q002p Hasselt),
pettemgras:
pętǝmgrās (Q002p Hasselt),
puimen:
pēmǝ (Q002p Hasselt)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweekgras
I-5, III-4-3
|
33552 |
kweepeer |
kweekpeer:
kwijəkpieər (Q002p Hasselt),
tweede k is volksetym. vanwege kweken
kwej.kpiër (Q002p Hasselt)
|
[ZND 29 (1938)]kweepeer
I-7
|
19105 |
kwezel |
kwezel:
kwezel (Q002p Hasselt),
kwē.zel (Q002p Hasselt),
wa n kwezel (Q002p Hasselt),
wānən kwēzəl (Q002p Hasselt)
|
Kwezel. [ZND 01 (1922)], [ZND m] || Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)]
III-3-3
|
17692 |
kwijl |
zever:
zīēver (Q002p Hasselt)
|
zever [kwijl]
III-1-1
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
kwēͅspələ (Q002p Hasselt),
kwøspələ (Q002p Hasselt)
|
kwispelen [ZND m] || kwispelstaarten [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|