21668 |
kwitantie |
kwitantie:
ps. omgespeld volgens Frings.
kətansə (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
ən kətansə (Q002p Hasselt)
|
kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24925 |
laag grond |
couche (fr.):
kux (Q002p Hasselt),
laag:
lōx (Q002p Hasselt),
ps. omgespeld volgens Grootaers.
lōͅch (Q002p Hasselt)
|
laag (znw.) [ZND 29 (1938)]
III-4-4
|
33081 |
laag schoven op de wagen |
laag:
lū.x (Q002p Hasselt),
lǭx (Q002p Hasselt)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
bruk (Q002p Hasselt)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33649 |
laagliggende akker |
lage labeur:
lēgǝ lābēr (Q002p Hasselt)
|
Een aantal woordtypen duiden niet zozeer op een afgebakend perceel, een akker, maar meer algemeen op laagliggende grond. [N 11, 2b]
I-8
|
33650 |
laagte in een akker |
zonk:
zuŋk (Q002p Hasselt)
|
Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.]
I-8
|
33699 |
laagte in het landschap |
laagte:
lēxtǝ (Q002p Hasselt),
lē̜i̯xdǝ (Q002p Hasselt),
līxtǝ (Q002p Hasselt)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
18215 |
laars (alg.) |
bot:
bot (Q002p Hasselt),
boͅt (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
-> e par botte.
botte (Q002p Hasselt),
-> e paör botte.
bot (Q002p Hasselt),
-> twij botte.
bot (Q002p Hasselt),
Fr. botte. Zie ook afb. p.263.
bot (Q002p Hasselt),
stevel:
stievel (Q002p Hasselt),
Zie ook afb. p.431.
stej.vel (Q002p Hasselt),
steveltje:
-> e par -.
stieberkes (Q002p Hasselt)
|
laars [ZND B1 (1940sq)] || laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen [ZND 37 (1941)] || Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)] || stevel: hoge laars, inz. hoge ruiterslaars
III-1-3
|
18359 |
laars met sluitriempje |
rijbot:
rēboͅtə (Q002p Hasselt),
reͅboͅtə (Q002p Hasselt)
|
laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
lange bot:
laŋ boͅtə (Q002p Hasselt),
stevel:
stīvəls (Q002p Hasselt)
|
laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|