e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lange neus lange neus: lang nàs (Hasselt), lang nâs (Hasselt), lange snuit: en lang sneoët (Hasselt) een lange neus [ZND 39 (1942)] III-1-1
lange onderbroek? lange onderbroek: lang onderbroek (Hasselt), lang oͅndərbruk (Hasselt), langə oͅndərbruk (Hasselt), laŋ oͅndəRbRuk (Hasselt), onderbroek bet lange pijpen: oͅndəRbRuk be laŋ pēpə (Hasselt) Lange onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] || onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)] III-1-3
lange overjas pitje: petšə (Hasselt), redingote (fr.): [Van Dale: redingote, (Fr., verbasterd uit riding coat), <vero.> geklede jas met twee rijen knopen]  rədēͅgoͅ (Hasselt) jas, lange zwarte (over)~ [pergeerjas, -keel, flankert] [N 23 (1964)] III-1-3
langen langen: Geven, b.v. langk mig 5 fr..  langen (Hasselt), Geven.  langen (Hasselt), Iets geven, b.v. iech lang em (h)et mes al.  lange (Hasselt) Is bij u een werkwoord langen bekend? Schrijf de juiste betekenis tussen haakjes achter de dialectuitspraak (geven, nemen, overreiken enz.). [ZND 37 (1941)] III-1-2
langgerekt hok hoop: hup (Hasselt), rij: rē̜ (Hasselt) De langwerpige stuik waarin de schoven in een dubbele rij tegen elkaar aan staan; zonder menneke. Volgens Goossens 1963, krt. 36 komt deze "walenmandel" met name voor in West-Haspengouw, maar ook elders in Limburg is deze vorm bekend en heeft hij een eigen naam. [N 15, 57a; JG 1d, 2c; Goossens 1963, krt. 36; monogr.] I-4
langstrothkast langstroth: langstroth (Hasselt) Soort bijenkast, Amerikaans van origine. De Langstrothkast wordt wel genoemd "de meest gebruikte bijenwoning ter wereld" (De Roever, pag. 249). Deze Amerikaanse standaardkast heeft geen scharnierende of schuivende delen, noch sponningen, plinten of schuine wanden. Alle onderdelen staan koud op elkaar zonder enige andere verbinding of dichting dan die de bijen zelf aanbrengen. De gewone Langstrothkast heeft tien ramen. Een broedkamerraam van de Langstrothkast heeft een breedte/lengte van 448 mm en een hoogte van 232 mm. [N 63, 9] II-6
langwerpig wittebrood frans brood: Syst. Frings  frans˂ bruət (Hasselt), melkbrood: Syst. Frings  meͅlək˂bruət (Hasselt), mik: Syst. Frings  mik (Hasselt) Langwerpig wittebrood (peel?) [N 16 (1962)] III-2-3
langwerpige hoeve langhuis: laŋhø̜̄ǝs (Hasselt) Het boerderijtype waarbij het bouwwerk één geheel vormt; woonhuis, stallen en schuur zijn achter elkaar geplaatst onder één langwerpig dak. Navraag naar verschil in boerderijbenaming, wanneer de grote deeldeuren in de korte of achtergevel dan wel in de lange zijgevel zijn geplaatst, leverde slechts in drie plaatsen een positief antwoord op. Zie onder de typen gevelhuis en schuurhuis. Waar de opgave identiek is met de naam voor de boerderij in het algemeen (zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1), ook voor de fonetische documentatie van deze opgaven), is doorgaans aangegeven dat dit het enig voorkomende type is en derhalve geen specifieke naam heeft. De betreffende opgaven zijn wel bij de lemmata 1.2.1 - 1.2.6 opgenomen en staan telkens vooraan in het lemma. Bij het type langhuis is niet goed uit te maken of het om een woordgroep dan wel om een samenstelling gaat. Slechts een enkele keer is het woordaccent aangegeven; dan staat het op de eerste lettergreep. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 2. [N 4A, 1a en 2a] I-6
langwerpige streep van voorhoofd tot neus streep: strīp (Hasselt), witte streep: wetǝ strip (Hasselt) Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b] I-9
langzaam, traag langzaam: da geiï langzaam (Hasselt), di gi langzaam (Hasselt), la.nzaam (Hasselt), ie als in duits: Wien  da gie langzaam (Hasselt), langzamig: la.nzamig (Hasselt) langzaam, traag || Langzaam. Dat gaat langzaam [ZND 37 (1941)] III-4-4