e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meidoorn hagenbloem: zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd  hāgəblūmə (Hasselt), spikken: spikke (Hasselt) haag- of meidoorn, met witte bloemen [ZND 24 (1937)] || meidoorn III-4-3
meikever bijzap: beizap (Hasselt), bēi̯zap (Hasselt), ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;  beizap (Hasselt), uit Wa bizawe, bizade, hanneton femelle  béjzap (Hasselt), koning: met een roodkopje  kee.ning (Hasselt), koninkje: ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005; bruine dekvleugels  kēniŋskə (Hasselt), mulder: ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005; witte dekvleugels  moͅldər (Hasselt), wijntappertje: NB. Nl wijntapper = "tapuit"; bij Schuerm.: = "soort mees  wèè.ntepperke (Hasselt), ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005; schild achter het hoofdje is roodachtig  wēͅntapərke (Hasselt) meikever [ZND 01 (1922)], [ZND B2 (1940sq)] III-4-2
meisje ding: dè.nk (Hasselt), kind: kè.nd (Hasselt), meidje: metske (Hasselt), mèdske (Hasselt), métskə (Hasselt), méétskə (Hasselt), wicht: wéécht (Hasselt), wijfje: kle wéfke (Hasselt) klein meisje [ZND 11 (1925)] || meisje [ZND 11 (1925)] || meisje of vrouw III-2-2
meisje met wie een jongen verkering heeft meidje: mèdske (Hasselt) geliefde III-2-2
meisjeshemd? onderlijfje: onderlijfke (Hasselt) Onderhemd voor meisjes. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van meisjes? [DC 62 (1987)] III-1-3
meisjesmuts met afhangende strook capeline (fr.): kapələn (Hasselt), kapmuts: kapmøts (Hasselt) meisjesmuts die nauw om het hoofd sluit en met een strook afhangt tot op de schouders [kaaper, kappelin, kapmöts] [N 25 (1964)] III-1-3
meisjesondergoed ondergoed: ondergoed (Hasselt) Ondergoed voor meisjes. [DC 62 (1987)] III-1-3
meisjesoog (coreopsis) meisjesogen: bloem, coreopsis  mèdskesōēge (Hasselt) meisjesogen III-2-1
meiziekte meiziekte: mēziktǝ (Hasselt) Darmaandoening. De meiziekte is onschuldiger dan nosema. De ziekteverschijnselen zijn nagenoeg gelijk aan die van de mijtziekte: de bijen tuimelen naar buiten, kunnen niet vliegen, krabbelen rond met opgezet achterlijf. De ontlasting is zeer dik en vast. Er sterven wel bijen aan maar minder dan aan nosema. Vermoedelijke oorzaak is het gebruik van licht beschimmeld stuifmeel. Heel waarschijnlijk duiden de woordtypen vleugellam, vleugellamheid en kreupel op dezelfde meiziekte. Meiziekte is in het algemeen een verzamelnaam voor diverse kwalen. [N 63, 71d] II-6
mekkeren meken: mē̜kǝ (Hasselt) Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.] I-12