33408 |
mestplank onder de zitstokken |
mestplank:
męsplaŋk (Q002p Hasselt)
|
De plank onder de zitplaats van de kippen die dient om de mest op te vangen. In L 245, P 51,174, 222, Q 9, 77, 88, 93 en 118 kende men een dergelijke voorziening niet; daar vielen de uitwerpselen gewoon op de vloer. [N 5A, 63b; A 48, 16g]
I-6
|
33622 |
mestvaalt |
mesthoop:
meͅ.shup (Q002p Hasselt),
meͅsup (Q002p Hasselt),
aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019
meshoep (Q002p Hasselt),
mesthoep (Q002p Hasselt),
mesthoeəp (Q002p Hasselt),
mestput:
aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019
mestput (Q002p Hasselt)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33878 |
met de benen zwaaien en bewegen tijdens het werpen |
schoppen:
sxupǝ (Q002p Hasselt),
spartelen:
spartǝlǝ (Q002p Hasselt),
stampen:
sta.mpǝ (Q002p Hasselt)
|
[N 8, 53]
I-9
|
34453 |
met de horens stoten, gezegd van de bok |
stoten:
stuǝtǝ (Q002p Hasselt)
|
[N 19, 75]
I-12
|
34625 |
met de kar achteruit rijden |
terugstoten:
trē̜kstūǝtǝ (Q002p Hasselt)
|
Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99]
I-13
|
32285 |
met de kuipersvijs dichtdraaien |
toedraaien:
tudruǝ (Q002p Hasselt)
|
Met behulp van de kuipersvijs de duigen aan de onderzijde van het vat naar binnen buigen. De onderste helft van het vat kan daarna worden voorzien van sluitbanden. [N E, 28c]
II-12
|
17868 |
met de linkerhand |
met de linkerhand:
bei de linkerhand (Q002p Hasselt),
bè de lènkerhand (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
met de linkerhand [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
33863 |
met de poten dicht bijeen staan |
(te) eng staan:
ɛŋ stǭ.n (Q002p Hasselt)
|
[N 8, 78a en 78b]
I-9
|
33862 |
met de poten te ver uit elkaar staan |
(te) ruim staan:
rø̜̄ǝm stǭ.n (Q002p Hasselt)
|
[N 8, 78b]
I-9
|
33176 |
met de schop poten, kuiltjes maken |
kuilen:
kø̜̄ǝlǝ (Q002p Hasselt)
|
Het poten met de hand, in tegenstelling tot het poten met de ploeg, bestaat eigenlijk uit drie handelingen: (a) het graven van een kuiltje met de schop ofwel het steken van een gat in de grond met de kruk; (b) het gooien van een pootaardappel in dat kuiltje; en (c) het weer dichtmaken van het gat. In de vragenlijst zijn de handelingen (a) en (b) apart afgevraagd; maar soms hebben de zegslieden toch met één algemene term geantwoord. Deze algemene termen voor poten staan achter in het lemma bijeen; voor de fonetische documentatie daarvan zij verwezen naar het lemma Poten. [N 12, 14 en 15; monogr.]
I-5
|