24901 |
middag (s middags) |
middag:
middaag (Q002p Hasselt),
mĭĕdááxh (Q002p Hasselt),
noen:
noən (Q002p Hasselt),
s achternoens:
sāxters nūns (Q002p Hasselt),
s middags:
⁄s middaags (Q002p Hasselt)
|
in de namiddag [ZND 34 (1940)] || middag [RND], [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
17839 |
middagdutje doen |
de noen slapen:
zènne nouën sloape (Q002p Hasselt),
een uiltje vangen:
`n élke vange (Q002p Hasselt),
middagslaap doen:
middaagslop dowən (Q002p Hasselt),
noenslapen:
noen slapen (Q002p Hasselt),
noeën slaepen (Q002p Hasselt),
noën slope (Q002p Hasselt),
nunslōpə (Q002p Hasselt)
|
een middagdutje doen || Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
17840 |
middagdutje doen (b) |
een beetje gaan slapen:
e bietsje gaon slaope (Q002p Hasselt),
een beetje rusten:
e bietsje rēste (Q002p Hasselt),
wat gaan liggen:
hië gie wa lîge (Q002p Hasselt)
|
Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
20573 |
middagmaal |
noen, de -:
nūn (Q002p Hasselt)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: middageten [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
22478 |
middelste kegel |
koning:
de keening (Q002p Hasselt),
de kening (Q002p Hasselt)
|
Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
33785 |
middendeel van het paard |
lijf:
lē̜.f (Q002p Hasselt)
|
De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9
|
31586 |
middennaafbanden |
dombanden:
dumbɛ̄n (Q002p Hasselt),
domrepen:
dumrīpǝ (Q002p Hasselt),
ringen:
reŋ (Q002p Hasselt)
|
De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.]
II-11
|
23358 |
middenpad |
middengang:
middengang (Q002p Hasselt)
|
De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23353 |
middenschip |
middenbeuk:
middenbeuk (Q002p Hasselt)
|
De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22877 |
midvoor |
centervoor:
Centervoor.
seͅntərvēr (Q002p Hasselt),
Eng. centre + forward voorspeler.
ce.ntervéér (Q002p Hasselt)
|
Midvoor. [DC 49 (1974)] || Midvoor: Middenvoor (voetb.).
III-3-2
|