34201 |
miltvuur |
koolvier:
kø̄lvii̯ǝr (Q002p Hasselt),
kø̄ǝlvīr (Q002p Hasselt),
miltvuur:
meltfęi̯ǝr (Q002p Hasselt)
|
Miltvuur is een bodemziekte. De smetstof blijft in de vorm van sporen jarenlang buiten het lichaam in de grond levensvatbaar. Door graven, door verschil in waterstand, misschien ook door mollen en regenwormen komen de sporen naar boven. Als het vee ze opneemt met het voedsel of binnenkrijgt door wonden, groeien ze in het lichaam uit en verspreiden zich met het bloed naar alle organen. Deze dodelijke ziekte heeft een snel verloop. Soms sterven de dieren zonder dat er voorafgaande verschijnselen konden worden opgemerkt ineens onder krampachtige stuipen. Meestal worden ze vrij plotseling hevig ziek met hoge koorts en verschijnselen van pijn en zijn ze binnen 24 uur dood. Bloedige uitvloeiingen uit neus, mond, aars en kling komen veel voor, vooral na de dood. De slijmvliezen zijn hoog roodblauw gekleurd (Berns 1983, blz. 141). Zie ook het lemma ''miltvuur'' in wbd I.3, blz. 475-476. [N 3A, 87; A 48A, 22; monogr.]
I-11
|
18795 |
minderen |
afkampen:
Of afkappen.
aafkampe (Q002p Hasselt),
afkappen:
aafkappe (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
afzetten:
afzetten (Q002p Hasselt)
|
Bestaat er voor het "minderen"bij het breiwerk een afzonderlijk woord? [ZND 31 (1939)]
III-1-3
|
20406 |
minderjarig |
minderjarig:
znd 1 a-m
minderjaorig (Q002p Hasselt),
znd 31, 23a
menderjorig (Q002p Hasselt),
niet mondig:
znd 31, 23a
nie meunig (Q002p Hasselt),
nĭĕ mŭŭnĭĕch (Q002p Hasselt)
|
minderjarig [ZND 01 (1922)], [ZND 31 (1939)]
III-2-2
|
20460 |
minnaar |
aanhouder:
aa.nha.ger (Q002p Hasselt)
|
aanhouder, minnaar
III-2-2
|
20459 |
minnares |
aanhoudster:
aa.n(h)aa.gster (Q002p Hasselt)
|
aanhoudster (minnares)
III-2-2
|
23271 |
misdienaar |
koraal (<lat.):
kroal (Q002p Hasselt),
kròl (Q002p Hasselt),
(verouderd)
ənə krōͅl (Q002p Hasselt),
koorknaap
krōͅl (Q002p Hasselt),
misdienaar:
de mèsdiëner (Q002p Hasselt),
ənə mesdēinər (Q002p Hasselt)
|
Een koorknaap (misdienaar). [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heet de jongen die de mis dient? [ZND 36 (1941)], [ZND m]
III-3-3
|
20177 |
miskraam |
misval:
misva.l (Q002p Hasselt)
|
miskraam
III-2-2
|
18141 |
mismaakt |
mismaakt:
mesma͂k (Q002p Hasselt),
mismaak (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
mismaakt (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
het kind is mismaakt [ZND 31 (1939)] || mismaakt [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
24544 |
mispel |
mispel:
mèspel (Q002p Hasselt),
mispelaar:
mespəliər (Q002p Hasselt)
|
mispel || mispleaar [ZND m]
III-4-3
|
25166 |
mist, nevel (alg.) |
domplucht:
dumploͅx (Q002p Hasselt),
(v.)
dumploͅx (Q002p Hasselt),
felle mist:
fèlle mis (Q002p Hasselt),
mist:
mes (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
mest (Q002p Hasselt)
|
mist [domp, mok, moek] [N 22 (1963)] || mist, nevel [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|