e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muisjes muizenkeuteltjes: Syst. Frings  mø͂ͅzəkōͅtəlkəs (Hasselt), muizenstrontjes: mø͂ͅezəstri.ntšəs (Hasselt), strontjes: Syst. Frings  strintšəs (Hasselt) Beschuiten met muisjes [N 16 (1962)] || muisjes, muizekeuteltjes III-2-3
muizen muizen: mø͂ͅzə (Hasselt), muizen vangen: mès vange (Hasselt) de katten muizen [ZND 31 (1939)] III-2-1
muntgeld enkel: ps. omgespeld volgens Frings.  ēͅŋkəl (Hasselt), enkel geld: ps. omgespeld volgens Frings.  ēͅŋkəl geͅlt (Hasselt), kleingeld: ps. omgespeld volgens Frings.  klēgeͅlt (Hasselt), los geld: ps. omgespeld volgens Frings.  loͅsgeͅlt (Hasselt), species: ps. omgespeld volgens Frings.  spēsəs (Hasselt) Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)] III-3-1
muntige koe lege koe: lēx [koe] (Hasselt), muntige: mentǝgǝ (Hasselt) Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28] I-11
muts met pompon muts: moͅts (Hasselt), pots: poͅts (Hasselt) muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)] III-1-3
muts: algemeen met: Ouderwets vrouwenkapsel.  maet (Hasselt), metje: Ouderwets vrouwenkapsel.  maetšə (Hasselt), muts: muts (Hasselt), møts (Hasselt, ... ), pots: ?Du. Kapuze.  pots (Hasselt) muts || muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND] || pots: rode muts zonder klep III-1-3
mutsaard, houtmijt houtmijt: ps. omgespeld volgens Frings.  hōͅtmēͅt* (Hasselt) houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] I-7
muur muur: muǝr (Hasselt), mǫwǝ.r (Hasselt  [(meervoud: mejǝr)]  ) Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld] II-9
muurbloem flier: -  fleir (Hasselt), fleiër (Hasselt), fleər (Hasselt), 5x  flier (Hasselt), vlier: -  vleir (Hasselt), vleïr (Hasselt), vlier (Hasselt), vlierbloem: -  vleïrbloem (Hasselt) muurbloem III-4-3
muurkapelletje muurkapel: moërkapel (Hasselt) Een kastje of kleine nis, aangebracht tegen een muur en voorzien van een beeld of relikwie. [N 96A (1989)] III-3-3