e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pompenmaker pompenmaker: pumpǝmēkǝr (Hasselt) Koperslager die zich vooral toelegt op het vervaardigen en plaatsen van waterpompen. Toen in L 329 de waterleiding haar intrede deed, bleef daar aanvankelijk pompenmaker het woord om een loodgieter aan te duiden; thans wordt het woord in deze betekenis vrijwel niet meer gebruikt. [N 66, 56; L 34, 17a; monogr.] II-11
pompoen pompelmoes: pa.mpelmouës (Hasselt), pronkappel: broe.nkappel (Hasselt), bronkappel (Hasselt) [ZND m]pompelmoes || pronkappel I-7
pompon van een muts floche (fr.): floͅš (Hasselt, ... ), pompon (fr.): poͅmpōͅ (Hasselt), Fr. pompon.  po͂po͂ (Hasselt) pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)] || pompon: bolvormige kwast op muts III-1-3
pompslot pompenemmer: pū.mpǝnīmǝr (Hasselt) Kegelvormig of schijfvormig lichaam, voorzien van een klep, dat in het slotstuk van de pomp is aangebracht. Het verhindert dat opgepompt water terug kan stromen naar de ondergrond. Zie ook afb. 242. De invuller uit L 291 verstond onder het hart het slot met de klep samen. De klep hield het water in de pomp. Het slot bestond uit een ijzeren beugel gevuld met vlas en schapenvet. Dit type slot werd later vervangen door het patentslot. [N 64, 133g; N 66, 49g] II-11
pompzwengel hengel: (h)e̜ŋǝl (Hasselt) Een met de hand te bedienen hefboom die door middel van de zuigerstang de pompzuiger op en neer doet bewegen. Zie ook afb. 240. Met het woord ɛijzerwerkɛ (izarwerak) werd in L 423 het geheel van alle metalen onderdelen aangeduid die nodig waren om de zuiger in beweging te brengen. Het ijzerwerk bestond behalve uit de pompzwengel ook uit de ɛstoelɛ (sto:l), de ondersteuning van het scharnierpunt van de pompzwengel, en de passant (pasant), een uit twee metalen plaatjes vervaardigd overgangsstuk dat de scharnierende verbinding vormde tussen de pompzwengel en de zuigerstang. Het hele ijzerwerk was gemonteerd op een houtenplank, de pompenplank (pompzplayk).' [N 64, 133n; N 66, 49n; monogr.] II-11
ponder pondel: WNT: pondel, Van pond met -el, zooals huizel, uisel van ons is afgeleid. Verg. ponder (III) en unster, die met -er zijn gevormd. Weegschaal met ongelijke armen, waardoor men met een klein gewicht, dat aan den langen arm wordt heen en weer geschoven, een grooten last kan wegen, unster.  peŋəl (Hasselt), peͅŋəl (Hasselt) Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)] III-3-1
ponjaard ponjaard (<fr.): punjoard (Hasselt), pønjart (Hasselt) Ponjaard. [ZND 05 (1924)] III-3-1
pook keuterijzer: kee.terèè.zer (Hasselt, ... ), kētərēͅzər (Hasselt) pook || pook (gebogen ijzer om het vuur aan te porren, Fr. tisonnier) [ZND 05 (1924)] III-2-1
poort poort: pō.rt (Hasselt), pő̜̄.t (Hasselt), pǭ.rt (Hasselt) Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s] I-6
poot poot: put (Hasselt  [(mv pytǝ)]  ), pūǝt (Hasselt) Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b] I-11, I-9