e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stelmechanismen aan de ploeg spanschroef: spansxrǫu̯f (Hasselt), spij: spę̄ (Hasselt) Aan een ploeg zijn verschillende mechanismen of onderdelen te onderscheiden, die dienen om de diepte en breedte van de voor, alsmede de stand van de werkende delen van de ploeg te regelen. Naar de benamingen hiervoor werd niet in het hele gebied ge√Ønformeerd. Mede daarom werden de betrokken gegevens in één lemma bijeengezet. De regelende onderdelen in kwestie zijn hieronder per soort nader toegelicht. Men vergelijke het vorige lemma. [N 11, 31.IV.d; N 11, 32b; N 11A, 93b + 98a + 98d; JG 1a; monogr.] I-1
stelt stelt: steltj (Hasselt), [Met afbeelding].  stè.lte (mv.) (Hasselt) Stelt. [Willems (1885)] || Stelt: 1. Stelt. III-3-2
stempelen doppen: doppe (Hasselt), sub dop3, werklozensteun.  doppe (Hasselt) stempelen, 2. "van de steun leven || werklozensteun trekken III-3-1
stenen pot, keulse pot kroeg: kroech (Hasselt), m.  krux (Hasselt), m. mv. kruy\\  krux (Hasselt), kroegje: krijgskə (Hasselt), de u kan ook een i zijn om eieren , boter of vlees in te bewaren  kruxskə (Hasselt), pot: pot (Hasselt), stenen pot: m.  stinə poͅt (Hasselt) een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)] || pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
stengel, steel steel: stē.l (Hasselt) Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
sterfbed doodsbed: dōēëdsbèd (Hasselt) doodsbed III-2-2
sterke / ruwe kerel duivel: dat is een rauwe dievel (Hasselt) dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] III-3-1
sterke drank alcohol: á.lkool (Hasselt) sterke drank III-2-3
sterven de hoek omgaan: de hoek omgaan  den (h)oek imgoa.n (Hasselt), hemelen: (h)ej.mele (Hasselt), hij is hemelen = hij is overleden  (h)ej.mele (Hasselt), sterven: ste.rreve (Hasselt), zijn kaarsje uitblazen: zijn kaarsje uitblazen  ze kesken ôêtbloa.ze (Hasselt), zijn koker toepitsen: koker  zenne keu.ker toepitse (Hasselt), zijn koot toepitsen: koot  z’n kêût toepitse (Hasselt), zijn korenpijp toedoen: zijn korenpijp toedoen  z’n keu.repèè.p toedouë.n (Hasselt), zijn pijp toepitsen: pijp dichtknijpen  z’n pèè.p toepitse (Hasselt), zijn poeper toepitsen: poerperd  zenne pōē.per toepitse (Hasselt) sterven III-2-2
sterx ster: staar (Hasselt), stār (Hasselt) ster [ZND 07 (1924)] || ster (hemellichaam) III-4-4