29573 |
bodem |
bodem:
bø̄i̯ǝm (Q002p Hasselt)
|
De uit planken bestaande bodem van de bak van de kar, wagen of kruiwagen. [N 17, 23 + 45; N 18, 99; N G, 53d; JG 1a; monogr.]
I-13
|
32300 |
bodem van het vat |
bodem:
bø̄jǝm (Q002p Hasselt),
bǫjǝm (Q002p Hasselt)
|
Het ronde sluitstuk dat aan beide kanten van het vat in de kroos wordt aangebracht. De bodem bestaat uit verschillende losse plankjes die met behulp van drevels aan elkaar bevestigd worden. Zie ook afb. 223. [N E, 38a; monogr.]
II-12
|
32301 |
bodemplanken |
bodemstukken:
bø̄jǝmstękǝ (Q002p Hasselt)
|
In het algemeen de plankjes waaruit de bodem van een vat wordt samengesteld. [N E, 38b]
II-12
|
32307 |
bodemschaaf |
bodemschaaf:
bø̄jǝmsxāf (Q002p Hasselt),
ronde schaaf:
rǫn sxāf (Q002p Hasselt)
|
Houtschaaf, met schuin staande beitel, waaraan aan één kant een van gaatjes voorziene latje is bevestigd. De bodemschaaf wordt gebruikt om de buitenrand van de bodem gelijkmatig schuin af te schaven zodat hij precies in de kroos past. Door een spijker door één van de gaatjes te steken en vervolgens in het middelpunt van de bodem vast te zetten, kan men de schaaf met een cirkelbeweging laten draaien en zo een schuine rand aan de bodem schaven. Zie ook afb. 224. Verschillende kuipers gebruiken geen schaaf, maar een snijmes om de buitenrand van de bodem bij te snijden. Vgl. de woordtypen bodemmes en bodemsnijmes in het lemma ɛsnijmesɛ. In Gennep (L 164) werkte men de rand met behulp van een spookschaaf bij. Die werd amerikaander (amǝrikandǝr) genoemd.' [N E, 41]
II-12
|
32306 |
bodemspanzaag |
ronde bodemzeeg:
rǫn bø̄jǝmziǝx (Q002p Hasselt),
toerzeeg:
tūrziǝx (Q002p Hasselt)
|
Spanzaag met een smal zaagblad waarmee de bodems van vaten worden rondgezaagd. Zie ook het lemma ɛdraaizaagɛ, ɛkeerzaagɛ in de paragraaf over de spanzaag bij de vaktaal van de timmerman.' [N E, 40a]
II-12
|
21300 |
boek |
boek:
bouk (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
bouïk (Q002p Hasselt),
bŏek (Q002p Hasselt),
boͅuk (Q002p Hasselt),
būk (Q002p Hasselt)
|
boek [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)], [ZND 44 (1946)], [ZND m]
III-3-1
|
22391 |
boek kaarten |
hand:
Dzj (h)èt gespie.ld op mèè.n (h)a.nd: Je hebt gespeeld, voortgaande op mijn spel.
(h)a.nd (Q002p Hasselt)
|
Hand: 3. De kaarten die men krijgt.
III-3-2
|
32982 |
boekweit |
boekweit:
bugǝt (Q002p Hasselt)
|
Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.]
I-4
|
33071 |
boekweithok |
stuik:
stø̜̄.k (Q002p Hasselt)
|
Vaak worden er geen aparte hokken van boekweitschoven gemaakt, maar wordt elke schoof apart gestuikt; dergelijke stuiken plaatst men dan op rijen. Zie ook de toelichting bij de lemma''s ''boekweitschoof'' (4.6.5) en ''graanhok, stuik, mandel'' (4.6.14). [JG 2c, 2d; Goossens, 1963, krt. 39; monogr.]
I-4
|
20783 |
boekweitpannenkoek |
boekweiten koek:
boezekoek (Q002p Hasselt),
boekweitse koek:
boegezekoek (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
boesekoek (Q002p Hasselt),
būkəsə kuk (Q002p Hasselt),
boekweit
boekkesekoek (Q002p Hasselt),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
bogəsə kuk (Q002p Hasselt),
bŏĕgese kŏŏk (Q002p Hasselt)
|
boekweiten koek [ZND B2 (1940sq)] || boekweitkoek || boekweitkoek, pannekoek [ZND 01u (1924)] || pannenkoek [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|