e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
woelen dabben: Graven, woelen, b.v. ènne gro.nd ~.  dabben (Hasselt), wroetelen: Woelen, dabben.  vrejtele (Hasselt) dabben [woelen] || wroetelen [woelen] III-1-2
woensdagx goensdag: gunsdaa.g (Hasselt), gynsda:x (Hasselt), gø̄.nsdāg (Hasselt), Yønzdā.x (Hasselt), mardi: mardié  màrdžen (Hasselt), màrdžes (Hasselt) dinsdag [ZND m] || woensdag [ZND 10 (1925)] III-4-4
wolfseinde noordhoek: nǭrt(h)uk (Hasselt), uithoek: ø̜ǝt(h)uk (Hasselt) Driehoekig dakvlak boven een afgeknotte gevel. [N F, 47c; N 4A, 23b; N 4A, 23a; monogr.] II-9
wolfsgebit, gebroken gebit slap gebit: sla.p ˲gǝbē.t (Hasselt  [(voor paarden met weke mond)]  ), stang: staŋ (Hasselt  [(boog)]  ) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wolk alg. wolk: wo.llek (Hasselt), woͅlk (Hasselt) wolk [ZND B2 (1940sq)] III-4-4
wollen muts (kinderen) met: met (Hasselt), muts: moͅts (Hasselt) muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)] III-1-3
wonde wonde: dēͅ won zal zwīərə (Hasselt), won (Hasselt, ... ), wonde (Hasselt), woŋ (Hasselt) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] || wonde [ZND 45 (1946)] III-1-2
wonen wonen: wōēë.ne (Hasselt), wūənə (Hasselt) wonen [ZND 08 (1925)] III-2-1
woonwagen kottenwagel: [Met afbeelding].  kottewa.gel (Hasselt) Woonwagen: *Kottewagen. III-3-2
woord woord: wōͅrt (Hasselt), wô:rt (Hasselt) woord [RND], [ZND m] III-3-1