e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

Gevonden: 5340
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borstrok (voor vrouwen) cache-corset (fr.): kaškoͅRse (Hasselt), corselet (<fr.): Van Dale: corselet (Fr., verkl. v. Ofr. cors), combinatie van korset en bustehouder. *Van Dale (FN)!  koͅRslē (Hasselt), lijfje: leͅfkə (Hasselt) borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)] III-1-3
borstspeld borstspeld: boͅrspeͅl (Hasselt), broche (fr.): Fr. broche. Zie ook afb. p.84.  broisj (Hasselt), toespeld: tøͅspeͅl (Hasselt), betekenis: werd meestal met veiligheidsspeld langs de achterzijde gesloten  tøspeͅl (Hasselt) borstspeld || speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)] III-1-3
borststuk van een schort boezem: buəzəm (Hasselt), bovenste, het -: bø̄vəstə (Hasselt), modestietje (<fr.): Fr. modestique [?].  modestieke (Hasselt) boezemdoekje: kanten doekje achter de bloes om het décolleté wat te bedekken || borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)] III-1-3
borsttuig borstgetuig: bǫrs˲gǝtē̜x (Hasselt) Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51] I-10
borstvliesontsteking fleuris: flērəs (Hasselt, ... ), Kil. pleuris.  fleeres (Hasselt) pleuris [ZND 05 (1924)], [ZND m] || pleuritis III-1-2
borstzak(je) pochet (<fr.): poͅšeͅt (Hasselt), pochetzakje (<fr.): poͅšetzekskə (Hasselt) pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)] III-1-3
bos bos: bos (Hasselt), bōs (Hasselt), bǫs (Hasselt) Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.] I-8
bos groente bot: bot (asperges) (Hasselt) [ZND 22 (1936)] I-7
bosbessenvlaai bosberenvlaai: Syst. Frings  boͅs˂bērəvlai̯ (Hasselt), boͅs˂bērəvla͂i̯ (Hasselt, ... ) Vla met vulling van bosbessen (mollebeerevlaoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt manenbles: mānǝblɛs (Hasselt), struif: struf (Hasselt) Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27] I-9