25388 |
broeien |
schouwen:
sxāǝ (Q002p Hasselt)
|
Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.]
II-1
|
18744 |
broek |
broek:
brok (Q002p Hasselt),
kontriem:
kǫntrīm (Q002p Hasselt)
|
De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.]
I-10
|
18540 |
broek met split |
fluitjesbroek:
fletšəsbruk (Q002p Hasselt),
fleͅtšəzbruk (Q002p Hasselt)
|
broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18197 |
broek: algemeen |
broek:
broek (Q002p Hasselt),
broek (ABN) (Q002p Hasselt),
brŏek (Q002p Hasselt),
bruk (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
brūk (Q002p Hasselt),
met een kleine afwijking naar een halve o, gebrouwde r
bruk (Q002p Hasselt),
mal:
[sic] - vgl. Van Dale: mal1 (<Ofr. modle, mole), 1. model, patroon of uitslag waarnaar iets gemaakt wordt.
mal (Q002p Hasselt)
|
broek [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)], [ZND m] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. Hoe is de juiste uitspraak van het woord broek (kledingstuk) ? [ZND 47 (1950)]
III-1-3
|
33985 |
broekkettingen |
achterhaamskettingen:
axtǝrāmskęteŋ (Q002p Hasselt),
kettingen van de achterhaam:
kęteŋǝ van ǝ(n) axtǝrām (Q002p Hasselt)
|
Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79]
I-10
|
18423 |
broekspijp |
broekspijp:
brukspēͅpə (Q002p Hasselt),
brukspeͅpə (Q002p Hasselt)
|
pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18309 |
broeksriem |
band:
band (Q002p Hasselt),
broeksriem:
bruksrim (Q002p Hasselt),
bruksrīm (Q002p Hasselt),
ceintuur:
centejer (Q002p Hasselt),
centeure (Q002p Hasselt)
|
band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || ceintuur [broeksriem] || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|
18551 |
broekzak achter |
kontmaal:
koͅntmāl (Q002p Hasselt),
revolvermaal:
rəvoləvərmal (Q002p Hasselt)
|
zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18549 |
broekzak opzij |
broeksmaal:
bruksmal (Q002p Hasselt),
maal:
māl (Q002p Hasselt)
|
broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20335 |
broer |
broeder:
brejer (Q002p Hasselt),
1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1
bróówdər (Q002p Hasselt),
broer:
1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1
breijr (Q002p Hasselt),
breir (Q002p Hasselt),
breər (Q002p Hasselt)
|
broeder (familielid) [ZND 01 (1922)] || broer
III-2-2
|