e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

Gevonden: 5340
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broeien schouwen: sxāǝ (Hasselt) Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.] II-1
broek broek: brok (Hasselt), kontriem: kǫntrīm (Hasselt) De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.] I-10
broek met split fluitjesbroek: fletšəsbruk (Hasselt), fleͅtšəzbruk (Hasselt) broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] III-1-3
broek: algemeen broek: broek (Hasselt), broek (ABN) (Hasselt), brŏek (Hasselt), bruk (Hasselt, ... ), brūk (Hasselt), met een kleine afwijking naar een halve o, gebrouwde r  bruk (Hasselt), mal: [sic] - vgl. Van Dale: mal1 (<Ofr. modle, mole), 1. model, patroon of uitslag waarnaar iets gemaakt wordt.  mal (Hasselt) broek [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)], [ZND m] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. Hoe is de juiste uitspraak van het woord broek (kledingstuk) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3
broekkettingen achterhaamskettingen: axtǝrāmskęteŋ (Hasselt), kettingen van de achterhaam: kęteŋǝ van ǝ(n) axtǝrām (Hasselt) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekspijp broekspijp: brukspēͅpə (Hasselt), brukspeͅpə (Hasselt) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem band: band (Hasselt), broeksriem: bruksrim (Hasselt), bruksrīm (Hasselt), ceintuur: centejer (Hasselt), centeure (Hasselt) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || ceintuur [broeksriem] || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)] III-1-3
broekzak achter kontmaal: koͅntmāl (Hasselt), revolvermaal: rəvoləvərmal (Hasselt) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak opzij broeksmaal: bruksmal (Hasselt), maal: māl (Hasselt) broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3
broer broeder: brejer (Hasselt), 1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1  bróówdər (Hasselt), broer: 1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1  breijr (Hasselt), breir (Hasselt), breər (Hasselt) broeder (familielid) [ZND 01 (1922)] || broer III-2-2