28603 |
de raat uitbreken |
raat uitbreken:
rāt ø̄tbrī.kǝ (Q002p Hasselt)
|
Uitbreken van de raat bij het oogsten van de honing. Het volk is dan verwijderd. [N 63, 81a]
II-6
|
33926 |
de staart couperen |
kappen:
kapǝ (Q002p Hasselt)
|
Het kappen of afsnijden van de staart van veulens gebeurt na enkele dagen of weken. Nadat de staart zuiver gemaakt en afgebonden is, wordt hij afgesneden en toegebrand. [N 8, 103d]
I-9
|
34273 |
de stal uitmesten |
mesten:
męstǝ (Q002p Hasselt),
schoonmaken:
sxunmā.kǝ (Q002p Hasselt),
uitmesten:
ǭ.tmęstǝ (Q002p Hasselt),
uitvaren:
ō.tfō.rǝ (Q002p Hasselt),
ǭi̯.tvǭǝ.rǝ (Q002p Hasselt)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
25640 |
de tweede keer bakken |
roosteren:
rīsǝrǝ (Q002p Hasselt)
|
Uit de woordtypen blijkt dat dit voor de tweede keer bakken bestaat uit twee handelingen t.w. laten kleuren en laten drogen van de beschuit. [N 29, 63]
II-1
|
19681 |
de was bleken |
bleken:
blē.kən (Q002p Hasselt),
blēkə (Q002p Hasselt)
|
de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
19716 |
de was doen |
(het) lijnwaad wassen:
ət lēͅvət wasə (Q002p Hasselt),
schroenken:
schroe.nke (Q002p Hasselt)
|
het linnen wassen [ZND B1 (1940sq)] || op het wasbord wassen
III-2-1
|
34344 |
de zeug naar de beer brengen |
beren:
biǝrǝ (Q002p Hasselt),
drijven:
drē̜vǝ (Q002p Hasselt),
drē̜ǝvǝ (Q002p Hasselt),
na de beer leiden:
no dǝ biǝr lęǝn (Q002p Hasselt)
|
De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
20808 |
deeg |
beslag:
beslaa.g (Q002p Hasselt),
deeg:
dēͅg (Q002p Hasselt),
dieg (Q002p Hasselt)
|
beslag, voordeeg met desem om een baksel te maken, inz. bruin brood en roggebrood || zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)]
III-2-3
|
25578 |
deeg afwegen |
afwagen:
āfwǭgǝ (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
De stukjes deeg afwegen. Men kan met de hand afwegen. Hiertoe wordt het deeg op de bank gebracht en met een steker in stukjes verdeeld die op een balans (schaal) afgewogen worden (Schoep blz. 98). Men kan ook met de afweegmachine wegen. Grote stukken van het deeg worden met de hand uit de trog of kuip gehaald en in de trechter van de afweegmachine geworpen, waarna ze door het mechanisme van de afweegmachine op het gewenste deeggewicht worden verdeeld (Schoep blz. 99). [N 29, 33c; N 29, 30b; N 29, 32a]
II-1
|
25548 |
deeg kneden |
kneden:
knē̜ǝ (Q002p Hasselt),
knīdǝ (Q002p Hasselt),
kneden bet de handen:
knīǝn bę dǝ hān (Q002p Hasselt)
|
Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41]
II-1
|