e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

Gevonden: 5340
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de raat uitbreken raat uitbreken: rāt ø̄tbrī.kǝ (Hasselt) Uitbreken van de raat bij het oogsten van de honing. Het volk is dan verwijderd. [N 63, 81a] II-6
de staart couperen kappen: kapǝ (Hasselt) Het kappen of afsnijden van de staart van veulens gebeurt na enkele dagen of weken. Nadat de staart zuiver gemaakt en afgebonden is, wordt hij afgesneden en toegebrand. [N 8, 103d] I-9
de stal uitmesten mesten: męstǝ (Hasselt), schoonmaken: sxunmā.kǝ (Hasselt), uitmesten: ǭ.tmęstǝ (Hasselt), uitvaren: ō.tfō.rǝ (Hasselt), ǭi̯.tvǭǝ.rǝ (Hasselt) De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.] I-11
de tweede keer bakken roosteren: rīsǝrǝ (Hasselt) Uit de woordtypen blijkt dat dit voor de tweede keer bakken bestaat uit twee handelingen t.w. laten kleuren en laten drogen van de beschuit. [N 29, 63] II-1
de was bleken bleken: blē.kən (Hasselt), blēkə (Hasselt) de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)] III-2-1
de was doen (het) lijnwaad wassen: ət lēͅvət wasə (Hasselt), schroenken: schroe.nke (Hasselt) het linnen wassen [ZND B1 (1940sq)] || op het wasbord wassen III-2-1
de zeug naar de beer brengen beren: biǝrǝ (Hasselt), drijven: drē̜vǝ (Hasselt), drē̜ǝvǝ (Hasselt), na de beer leiden: no dǝ biǝr lęǝn (Hasselt) De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.] I-12
deeg beslag: beslaa.g (Hasselt), deeg: dēͅg (Hasselt), dieg (Hasselt) beslag, voordeeg met desem om een baksel te maken, inz. bruin brood en roggebrood || zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)] III-2-3
deeg afwegen afwagen: āfwǭgǝ (Hasselt, ... ) De stukjes deeg afwegen. Men kan met de hand afwegen. Hiertoe wordt het deeg op de bank gebracht en met een steker in stukjes verdeeld die op een balans (schaal) afgewogen worden (Schoep blz. 98). Men kan ook met de afweegmachine wegen. Grote stukken van het deeg worden met de hand uit de trog of kuip gehaald en in de trechter van de afweegmachine geworpen, waarna ze door het mechanisme van de afweegmachine op het gewenste deeggewicht worden verdeeld (Schoep blz. 99). [N 29, 33c; N 29, 30b; N 29, 32a] II-1
deeg kneden kneden: knē̜ǝ (Hasselt), knīdǝ (Hasselt), kneden bet de handen: knīǝn bę dǝ hān (Hasselt) Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41] II-1