e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klokhuis kenen: keͅnen (Hechtel), klokhuis: klokhuis (Hechtel), pitten: de pitten (Hechtel) klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND 17 (1935)] III-2-3
klomp klomp: klomp (Hechtel, ... ), klompen (Hechtel) In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)] II-12, III-1-3
kloosterorde orde: een streng orde (Hechtel) Een strenge orde (kloosterorde geef aan of het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. [ZND 40 (1942)] III-3-3
kloven kloven: Ook kleuven.  kloven (Hechtel) Kloven in de hand (kenen, sprongen, reten, sjrongen). [N 109 (2001)] III-1-2
kluit aarde klot: klot (Hechtel), klǫt (Hechtel) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
knellen pitsen: pitsen (Hechtel, ... ) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-2
knellen, gezegd van schoenen pitsen: pitsen (Hechtel, ... ) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-3
kneuzen butsen: butsen (Hechtel), knutsen: knutsen (Hechtel) blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)] III-2-3
knie knie: knei (Hechtel), knei(j) (Hechtel), knɛ.i (Hechtel) knie [RND], [ZND 28 (1938)] III-1-1
knieholte hees: hès (Hechtel), vouw: vaa (Hechtel) hoe heet men de knieboog, d.w.z. de plooi achter in het been op de hoogte van de knie ? [ZND 36 (1941)] III-1-1