e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oorring oorbel: oerbellen (Hechtel), oeërbel (Hechtel), ’n paar oerbellen (Hechtel), oorbelletje: oerbellekes (Hechtel), oorring: oeërrink (Hechtel) een paar oorringen [ZND 40 (1942)] || Oorring. Zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 114 (2002)] III-1-3
oorworm oorworm: fon. var. van "oorworm"niet overgenomen  oorworm (Hechtel) oorworm [ZND 34 (1940)] III-4-2
oot evie: evie  e:vi (Hechtel) oot [wilde haver] [ZND 49 (1958)] III-4-3
oot, wilde haver evie: ēvi (Hechtel) Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b] I-5
op bedevaart gaan bedevaart gaan: baivert goan (Hechtel), een bedevaart doen: wij goan in beivet doeên (Hechtel) We gaan een bedevaart doen. [ZND 21 (1936)] III-3-3
op de loop gaan op loop gaan: op luup goān (Hechtel) op de loop gaan [ZND 30 (1939)] III-1-2
op de schouder zitten in de nek zitten: ge mogt in mènne nek zitte (Hechtel) Op de rug zitten (poekelen, op de poekel/kraomejak zitten). [N 109 (2001)] III-1-2
op de tenen lopen op zijn tenen lopen: op zèn tinnen loepe (Hechtel) Op zijn tenen lopen (trippelen). [N 109 (2001)] III-1-2
op een sukkeldrafje lopen op zijn gemak lopen: op zè gemaak loepe (Hechtel), taffelen: taffele (Hechtel) Op een sukkeldrafje lopen (op een drafje, met schokjes, schokken). [N 109 (2001)] III-1-2
op heukelingen zetten, zwelen heukelen: hø̄.kǝlǝ (Hechtel) Het bijeenwerken van de langwerpige heuveltjes tot de kleinste soort hopen: heukelingen of heukels. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de heukeling, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''heukeling''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''heukeling''. In dit en in de volgende lemma''s komen het woordtype opper en de afleidingen daarvan, zoals opperen, voor. Het type kent een achttal mogelijke typevarianten die onderling geen voorkeursvolgorde hebben: opper, upper, oppel, uppel, hopper, hupper, hoppel, huppel. In dit en in de volgende lemma''s zijn de vormen met en zonder begin-h als aparte woordtypen behandeld; de andere vormen staan steeds in dezelfde volgorde. De kaarten 39, 41 en 43, respectievelijk "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 40, 42 en 44: "heukeling", "hoop" en "opper". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 103; JG 1a, 1a, 1c; monogr.] I-3