19576 |
ragebol |
spinnenborstel:
spinəboͅrstəl (L352p Hechtel)
|
ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|
21164 |
rails |
rails (<eng.):
rels (L352p Hechtel)
|
rails [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
19977 |
rammelaar |
mannetje:
mɛnəkə (L352p Hechtel)
|
rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
33578 |
rammenas |
rammenas:
ramənats (L352p Hechtel)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
18413 |
rand van een hoed |
rand:
rànd (L352p Hechtel)
|
luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20515 |
ranzig |
garstig:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
garstig (L352p Hechtel)
|
garstig [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
33207 |
rapen |
oprapen:
ǫprāpǝ (L352p Hechtel),
rapen:
rā.pǝ (L352p Hechtel)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
20529 |
rauw |
rauw:
rô vliês (L352p Hechtel)
|
Rauw vlees. [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
22338 |
ravotten |
spelen:
spelen (L352p Hechtel)
|
Hoe zeg je: de jongens ravotten (luidruchtig, wild stoeien, spelen)? [ZND 41 (1943)]
III-3-2
|
17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
duwen:
dauwe (L352p Hechtel)
|
Met de armen recht vooruit stoten (stoeken, duwen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|