e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

Gevonden: 2679
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dobbelsteen dobbelsteen: dobbelstieën (Hechtel), teerling: teerling (Hechtel) Een dobbelsteen of teerling. [ZND 23 (1937)] III-3-2
doek doek: dok (Hechtel), doək (Hechtel) doek [ZND 23 (1937)] III-1-3
doek -> [wld iii 2.2] witte doek: ne witte dok (Hechtel), ’n witten dook (Hechtel) een witte doek [ZND 23 (1937)] III-1-3
doelloos friemelen friemelen: friemele (Hechtel) Doelloos met de handen spelen (haffelen, friemelen, krawietelen) [N 108 (2001)] III-1-2
doffer, mannelijke duif kubber: kepper (Hechtel), keupper (Hechtel), mannetje: menneken (Hechtel) duif, mannetje [ZND 18 (1935)], [ZND 39 (1942)] III-4-1
dokter dokter: doktoor (Hechtel) Hij woont naast de dokter, naast Verbelen [ZND 44 (1946)] III-1-2
dokteren dokter zijn: he’s doktoeër (Hechtel), dokteren: bij welke dokter ga je  boe doktoèrde gèe? (Hechtel) dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 107 (2001)] III-1-2
domine salvam fac reginam nostram lof: lof (Hechtel) Het gezang na de hoogmis voor de regerende vorst(in), in Nederland: "Domine, salvam fac Reginam nostram"; in België: "Domine, salvum fac Regem nostrum". [N 96B (1989)] III-3-3
dompelen in het water steken: in t waitter stèken (Hechtel), in t watter staiken (Hechtel), ps. onder de a (van watter) staat nog een soort staartje; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  i watter staiken (Hechtel, ... ) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4
donderen donderen: donderen (Hechtel, ... ) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4