e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

Gevonden: 2679
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderwolk donderwolk: donderwolk (Hechtel) donderwolk [ZND 33 (1940)] III-4-4
donker worden, duisteren duisteren: dusteren (Hechtel) Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)] III-4-4
donker, duisterx donker: donker (Hechtel), konker (Hechtel) (`t is hier) donker [ZND 23 (1937)] III-4-4
dons, nestveren duivelshaar: duvelshoar (Hechtel) dons [ZND 35 (1941)] III-4-1
dood (adj. schertsend bedoeld kapot: znd 23, 022b;  kapot (Hechtel), peteren: znd 23, 022b; mar.: is met Petrus te maken?  peteren (Hechtel), zaliger: znd 23, 022b;  zaliger (Hechtel) dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (adj.) dood: znd 23, 022a;  doeëd (Hechtel), dôojd (Hechtel), gestorven: znd 23, 022a;  gestorven (Hechtel) dood; hij is - [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (bn.) dood: dood (Hechtel), dôêt (Hechtel) dood; de jongen die gisteren van het dak is gevallen, is nu - [ZND 46 (1946)] || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
dood (zelfst.nw.) dood: 1a-m; 23, 21  doeëd (Hechtel), dooid (Hechtel) dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)] III-2-2
doodkist doodskist: znd 33, 38;  dòdskist (Hechtel) een doodkist [ZND 33 (1940)] III-2-2
doodskist doodskist: znd 33, 38;  dòdskist (Hechtel) Doodkist. [ZND 33 (1940)] III-3-3