18236 |
halssnoer |
breloquetje (<fr.):
Figuurtje (hartje etc.) aan een halsketting. Slechts 1x gehoord, niet algemeen.
briljokske (L352p Hechtel),
collier (fr.):
koljee (L352p Hechtel),
halsketting:
hālskèdding (L352p Hechtel),
krans:
krāns (L352p Hechtel)
|
Halssnoer. Aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
33927 |
halster |
halster:
hɛlstǝr (L352p Hechtel)
|
Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.]
I-10
|
20820 |
ham, hesp |
hesp:
heͅsp (L352p Hechtel),
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)
haisp (L352p Hechtel),
hesp (L352p Hechtel)
|
ham [Goossens 1b (1960)] || hesp [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
17661 |
handen (kindernamen) |
handjes:
hennəkəs (L352p Hechtel),
polletjes:
pollekes (L352p Hechtel)
|
Kinderwoorden voor de handen [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
poten:
puuet (L352p Hechtel),
pótte (L352p Hechtel)
|
Spotbenamingen voor de handen [N 109 (2001)]
III-1-1
|
34566 |
handkar |
stootkar:
stuǝtkɛ̄ǝr (L352p Hechtel)
|
Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.]
I-13
|
17662 |
handpalm |
binnenste, het -:
binneste vanne haand (L352p Hechtel)
|
Palm van de hand (binnenste van de hand, plat van de hand). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
18256 |
handschoen |
haas:
haas (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel,
L352p Hechtel),
ie paar hāsen (L352p Hechtel),
paar hasen (L352p Hechtel),
paar hazen (L352p Hechtel)
|
een paar handschoenen [ZND 35 (1941)] || handschoen [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|
19901 |
handvat |
handhaaf:
ha.ntǝf (L352p Hechtel)
|
Achterste deel van elke der twee kruiwagenberries, waar uitsparingen in het hout een betere greep op de berries mogelijk maken. [JG 1a; JG 1b; monogr.]
I-13
|
32872 |
handvatten |
krukken:
krøk (L352p Hechtel)
|
Beide handvatten van de steel van de zeis te zamen genomen. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en de toelichtingen bij de lemma''s ''steel van de zeis'', ''bovenste handvat'' en ''onderste handvat''. De opgaven moeten worden gelezen als meervouden of collectiva. [N 18, 67 b en c add.; JG 2c; A 14, 5; L 45, 5]
I-3
|