e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

Gevonden: 2679
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halssnoer breloquetje (<fr.): Figuurtje (hartje etc.) aan een halsketting. Slechts 1x gehoord, niet algemeen.  briljokske (Hechtel), collier (fr.): koljee (Hechtel), halsketting: hālskèdding (Hechtel), krans: krāns (Hechtel) Halssnoer. Aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 114 (2002)] III-1-3
halster halster: hɛlstǝr (Hechtel) Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] I-10
ham, hesp hesp: heͅsp (Hechtel), verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)  haisp (Hechtel), hesp (Hechtel) ham [Goossens 1b (1960)] || hesp [ZND 24 (1937)] III-2-3
handen (kindernamen) handjes: hennəkəs (Hechtel), polletjes: pollekes (Hechtel) Kinderwoorden voor de handen [N 109 (2001)] III-1-1
handen (spotnamen) poten: puuet (Hechtel), pótte (Hechtel) Spotbenamingen voor de handen [N 109 (2001)] III-1-1
handkar stootkar: stuǝtkɛ̄ǝr (Hechtel) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13
handpalm binnenste, het -: binneste vanne haand (Hechtel) Palm van de hand (binnenste van de hand, plat van de hand). [N 109 (2001)] III-1-1
handschoen haas: haas (Hechtel, ... ), ie paar hāsen (Hechtel), paar hasen (Hechtel), paar hazen (Hechtel) een paar handschoenen [ZND 35 (1941)] || handschoen [ZND 35 (1941)] III-1-3
handvat handhaaf: ha.ntǝf (Hechtel) Achterste deel van elke der twee kruiwagenberries, waar uitsparingen in het hout een betere greep op de berries mogelijk maken. [JG 1a; JG 1b; monogr.] I-13
handvatten krukken: krøk (Hechtel) Beide handvatten van de steel van de zeis te zamen genomen. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en de toelichtingen bij de lemma''s ''steel van de zeis'', ''bovenste handvat'' en ''onderste handvat''. De opgaven moeten worden gelezen als meervouden of collectiva. [N 18, 67 b en c add.; JG 2c; A 14, 5; L 45, 5] I-3