33704 |
heuvel |
berg:
bɛrx (L352p Hechtel),
bergje:
bɛrxskǝ (L352p Hechtel),
bɛrxskǝn (L352p Hechtel),
heuveltje:
hø̄vǝlkǝ (L352p Hechtel)
|
Een kleine verhevenheid in het landschap. [L 34, 22]
I-8
|
24912 |
heuvel, kleine hoogte |
berg:
⁄n berg (L352p Hechtel),
bergje:
bergske (L352p Hechtel),
bergsken (L352p Hechtel),
heuveltje:
heuvelke (L352p Hechtel),
hoogte:
wa ⁄n hugde (L352p Hechtel)
|
heuvel [ZND 34 (1940)] || wat een hoogte! [ZND 27 (1938)]
III-4-4
|
17776 |
hiel |
vers:
vars (L352p Hechtel)
|
hoe heet het achterdeel van de voet (fr. talon) [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
20329 |
hij aardt naar zijn vader |
hij aardt naar zijn vader:
hij aardt ná ze vaier (L352p Hechtel)
|
naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
18012 |
hijgen |
kuimen:
kø̜u̯mǝn (L352p Hechtel)
|
[JG 1a, 1b]
I-11
|
20481 |
hijgen naar adem, reutelen |
snakken:
hij snakt (L352p Hechtel)
|
Hoe zegt men van een stervende, die naar adem hijgt of reutelt? [ZND 41 (1943)]
III-2-2
|
18029 |
hik |
hik:
hik (L352p Hechtel)
|
Hik (hikkepik, nikkop, nik). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
22777 |
hinkelblokje |
perksteen:
perkstieên (L352p Hechtel),
perrikstiên (L352p Hechtel)
|
Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
22774 |
hinkelen |
hinken:
hinken (L352p Hechtel),
perkhinken:
pêrkhinken (L352p Hechtel)
|
Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
22776 |
hinkelperk |
perk:
perrik (L352p Hechtel)
|
Welke vorm heeft het spel dat op de grond wordt getekend? Teken dit op een afzonderlijk blaadje en schrijf de namen van de onderdelen in de vakken. [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|