e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heek

Overzicht

Gevonden: 1225

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boerenzwaluw, zwaluw zwalber: zjwalber (Heek) zwaluw [SGV (1914)] III-4-1
boerin boerenvrouw: burǝvrǫu̯ (Heek), dees boerevrouw (Heek), die boerevrouw (Heek) [L 1, a-m; S 6; Wi 18; monogr.]boerin [deze ~ ] [SGV (1914)] || boerin [die ~] [SGV (1914)] I-6, III-3-1
boezeroen scholk: sjolk (Heek) boezeroen [SGV (1914)] III-1-3
boom (alg.) boom: boum (Heek), buim (mv.): buim (Heek) boom [SGV (1914)] || boomen (mv.) [SGV (1914)] III-4-3
boomgaard fruitwei: frøͅi̯t[wei} (Heek) I-7
boon, algemeen bonen: bu̯anǝ (Heek), boon: bu̯an (Heek) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5
boos kwaad: koat (Heek) 01; kwaad [SGV (1914)] III-1-4
borg borg: börg (Heek) borg [SGV (1914)] III-3-1
borstel borstel: beusjtel (Heek) borstel [SGV (1914)] III-2-1
borstkas borst: borsj (Heek) borst(kas) [SGV (1914)] III-1-1